VOORWOORD

Dr. Gordon Melton, Directeur
Instituut voor de
Bestudering van Religie in Amerika

Naarmate de 20e eeuw zijn einde naderde, begon steeds meer religieus pluralisme voor te komen. Het pluralisme ontstond in de 19e eeuw en heeft in de 20e eeuw zijn bloeitijd gekend als een belangrijk punt op de grotere agenda voor de rechten en vrijheden van menselijke wezens. En in elke samenleving is vrijheid van religie één van de beste indicatoren van de algemene staat van de vrijheid van de mens.

De groei van de religieuze diversiteit werd mogelijk doordat religieuze structuren niet langer door de staat werden gecontroleerd en geen voorkeursbehandeling meer genoten. Door de opkomst van de diversiteit is daarom de seculiere staat ontstaan die een wet kan vaststellen terwijl ze als bemiddelende kracht fungeert, waardoor verschillende religieuze groepen naast elkaar kunnen bestaan. In een open samenleving kunnen verschillen in religieuze inzichten eerder een gelegenheid worden voor een goed gesprek en een toegenomen waardering voor het eigen spirituele leven en bewustzijn van de diversiteit van het menselijke bestaan, dan dat ze worden gebruikt als een excuus voor vijandelijkheden of voor een hele lijst van onbegrip en irrationele haat.

De groei van het pluralisme werd aan het einde van de 20e eeuw nog versneld doordat communicatie- en transportmogelijkheden waren verbeterd. In de 20e eeuw heeft de christelijke beweging de meeste varianten van het christendom naar de traditionele religieuze culturen van Afrika, Azië en het Midden-Oosten gebracht. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de enorme migratie naar het Westen elke mogelijke vorm van oosterse religie naar Europa en Noord-Amerika gebracht. Tegelijkertijd werd door de telefoon, de tv en de personal computer de door ervaring opgedane wijsheid van elke bepaalde cultuur (met inbegrip van haar spirituele bronnen) overal ter wereld naar de mensen thuis gebracht. Behalve in die paar overgebleven plaatsen waar wetten worden opgelegd die de vrijheid van religie verhinderen, bevinden zich tegenwoordig in alle moderne stadscentra, van Londen tot Nairobi, van Tokio tot Rio de Janeiro, aanzienlijke minderheidsgroeperingen van de wereldreligies.

De opkomst van het religieuze pluralisme op zich heeft ons gedwongen tot herziening van veel zaken waarvan we geloofden dat ze hoorden tot de sociale rol van religie, vooral haar noodzakelijk geachte functie om als een soort cement de volkeren van een land bijeen te houden. Landen kunnen gewoon net zo goed bijeen gehouden worden door hun gezamenlijke verlangen naar vrijheid en het goede leven dat daardoor gebracht wordt, dan door enige behoefte aan een uniforme cultuur en geloofsovertuiging. We hebben nu gezien dat landen heel goed in staat zijn om te bestaan in seculiere omgevingen met vele geloofsovertuigingen, en we hebben de sociale ontwrichting gezien die plaats kan vinden wanneer overheden een religieuze uniformiteit proberen op te leggen aan volkeren die hoge verwachtingen hebben ontwikkeld ten aanzien van persoonlijke vrijheid.

Tegelijkertijd moest onze houding ten aanzien van nieuwe religies die grotendeels was ontwikkeld vanuit een perspectief van binding aan de oudere religieuze gemeenschappen aanzienlijk worden bijgesteld, vooral omdat bij het publiek het vertrouwen in, en de loyaliteit ten opzichte van, de westerse religieuze instellingen enorm waren gedaald. Nog maar een generatie geleden beschouwden we de oudere religies als de opslagplaatsen van in de loop der tijd bewezen waarheden die generaties lang moesten blijven bestaan, terwijl nieuwe religies werden beschouwd als ééndagsvliegen. De laatste werden opzij gezet als kleine, oppervlakkige persoonlijke culten die opgebouwd waren rond charismatische personen en moesten uitsterven wanneer de oprichter kwam te overlijden. Naarmate er echter nieuwe religies zijn opgekomen, van de Bahá'í Faith tot de Kerk van Jezus Christus van Heiligen der Laatste Dagen die na de dood van hun oprichter niet alleen zijn blijven doorgroeien maar ook nog eens internationale religieuze gemeenschappen zijn geworden die miljoenen gelovigen trekken, zijn we de impuls om vernieuwende religieuze vormen voort te brengen, gaan beschouwen als onderdeel van het natuurlijke voortgaande sociale leven van alle mensen. Mensen zijn voortdurend bezig met het vervaardigen van nieuwe vormen van vroomheid, waarbij ze vergeten structuren laten herleven en nieuw leven inblazen, het ontwikkelen van persoonlijke varianten van het spirituele leven en het oprichten van nieuwe religieuze organisaties. Veel van deze vormen worden geïnstitutionaliseerd als plaatselijke varianten binnen grotere religieuze gemeenschappen, revitalisatiebewegingen, of worden enigszins onzichtbare eigen uitdrukkingen van gemeenschappelijke rituelen en aanvullende onderling wedijverende denominaties en religieuze groeperingen.

In het hiernavolgende essay geeft Bryan Wilson, de erkende deskundige op het gebied van nieuwe religies, een helder en beknopt overzicht van de ontwikkeling van een tolerante samenleving en van de aard van de religieuze diversiteit die daar samen mee is ontstaan. In het Westen is de opkomst van de diversiteit theologisch vergezeld gegaan van een herevaluatie (en afschaffing) van bepaalde beweringen over uniekheid die vroeger binnen de christelijke gemeenschap aangehangen werden, een proces dat grotendeels werd gedicteerd door het groeiende besef van de wereldreligies. Als gevolg van theologische veldslagen die generaties lang binnen het christendom hebben gewoed, zijn binnen het christendom verscheidene duizenden denominaties ontstaan en een schijnbaar eindeloze verzameling varianten van de theologie, georganiseerde vormen, kerkelijk leven, verering en ethische verplichtingen. Wanneer we het christendom vergelijken met verschillende andere religieuze gemeenschappen, worden we ons er al snel van bewust, dat de verschillen die er zijn ten aanzien van theologie en stijl van de riten die binnen het christendom bestaan, al bijna even groot zijn als de verschillen tussen het christelijk denken en de christelijke verering en die van andere geloofsgemeenschappen.

En zoals Wilson aantekent en zoals dat door een hele generatie van testcases voor de rechtbank wordt bevestigd, ontstaat door een enorme uitdaging aan religieuze tolerantie ook een uitbreiding van ons begrip van de verschijnselen en gemeenschappen die we terecht kunnen onderbrengen onder het begrip “religie”. Tegenwoordig zijn er maar weinigen die groeperingen van de hindoes en de boeddhisten helemaal uit zouden willen bannen. Enkele van de onlangs opgekomen nieuwere religies hebben moeten strijden voor religieuze erkenning. Nieuwere niet-theïstische geloofsovertuigingen die de mens centraal stellen, illustreren duidelijk dat religie kan bestaan (en dat is ook het geval) zelfs zonder dat er sprake is van enige erkenning van een godheid of onthulde waarheid.

Tot slot voert Wilson ook impliciet aan, dat het feit dat wij de diversiteit negeren die waarschijnlijk al in onze omgeving bestaat, op zich al een enorme hindernis vormt voor de verspreiding van de tolerantie en de uitbreiding van vrijheid van religie. Wij zijn geneigd waarde te hechten aan zaken die ons vertrouwd zijn en redenen te zoeken om denigrerend te spreken over diegenen die praktijken volgen die daarvan afwijken en van wie we de innerlijke logica niet kunnen begrijpen. Wij vinden het gemakkelijker om een karikatuur te maken van het religieuze leven van iemand anders dan om onze energie aan te wenden om aspecten te vinden die bij ons een snaar beroeren en waardering oproepen.

Daarom wordt dit essay door het Instituut voor de Bestudering van Religie in Amerika aangeboden als een eerste kaart waarmee men zich kan oriënteren op de manieren waarop religie overal om ons heen tot uitdrukking wordt gebracht. Deze biedt een aantal broodnodige, niet-oordelende handvatten, waarmee we een begin kunnen maken om de aard te begrijpen van de verschillende religieuze groepen en spirituele gemeenschappen, zelfs als deze hieronder niet vermeld worden of niet uitvoerig worden besproken, of het nu oude gevestigde kerken betreft of moderne, nieuwe geloofsovertuigingen.

J. Gordon Melton
Instituut voor de Bestudering van Religie in Amerika
mei 1995

Het Instituut voor de Bestudering van Religie in Amerika is in 1969 opgericht als instelling waar onderzoek wordt gedaan naar religieuze groeperingen en organisaties in Noord Amerika. Toen er in de jaren 90 van de 20e eeuw een zekere eensgezindheid was ontstaan over de integratie van onze kennis over nieuwe religies, heeft het Instituut zijn aandachtsgebied uitgebreid tot Europa, Afrika en Azië. Het instituut steunt de Amerikaanse Verzameling van Religies in de Davidson Library van de Universiteit van Santa Barbara en publiceert een verscheidenheid aan referentieboeken en wetenschappelijke monografieën over verschillende religieuze groeperingen en verschijnselen.

I. Mensenrechten & Religieuze Vrijheid
DOWNLOAD HET WITBOEK