Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens maakte een unanieme historische beslissing op 5 april 2007 ten gunste van de Scientology Kerk, die het recht van scientologen en hun religieuze associaties op religieuze vrijheid hooghoudt. Deze beslissing is van kracht in alle 46 landen – waaronder in Rusland, die het Europees Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden heeft ondertekend en geratificeerd – en in 1950 aangenomen door de Raad van Europa. Door ten gunste van de Scientology Kerk te beslissen, bevestigde het Hof het recht op religieuze vrijheid niet alleen voor scientologen, maar voor leden van alle religies in Europa.
Het Hof voor de Rechten van de Mens in de rechtszaak getiteld Scientology Kerk van Moskou vs. Rusland (verzoekschrift nr. 18147/02) herriep de weigering van het Stadsbestuur van Moskou om de Scientology Kerk van Moskou te registreren als een religieuze organisatie. De Scientology Kerk van Moskou werd in januari 1994 officieel geregistreerd als een religieuze associatie, maar werd herregistratie afgewezen volgens de Wet van 1997 die registratie van religieuze organisaties aan banden legt, terwijl, volgens verscheidene rechtelijke uitspraken, de Scientology Kerk voldeed aan alle vereisten om geregistreerd te worden volgens die Wet.
Het Hof besloot:
“Met het oog op de bevinding van het Hof hierboven dat de redenen die door het Moskouse Ministerie van Justitie naar voren zijn gebracht en goedgekeurd zijn door de Moskouse rechtbanken om herregistratie van de afdeling van de aanvrager af te wijzen geen wettelijke fundering had, kan hieruit opgemaakt worden dat, door het afwijzen van de registratie van de Scientology Kerk van Moskou, de Moskouse autoriteiten niet in goed vertrouwen handelden en haar plicht van neutraliteit en onpartijdigheid ten opzichte van de religieuze gemeenschap van de aanvrager verwaarloosden. In het licht van het voorafgaande, is het Hof van mening dat de inmenging in het recht van de aanvrager op vrijheid van religie en vereniging niet gerechtvaardigd was. Er heeft om die reden een overtreding plaatsgevonden van Artikel 11 van het Verdrag, gelezen in het licht van Artikel 9.”
Deze rechtszaak is enorm belangrijk omdat het bevestigt dat volgens de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de Scientology Kerk, net als andere nieuwe religieuze associaties in de Europese Gemeenschap, hetzelfde recht van associatie en het recht op religie geniet als alle andere religieuze associaties volgens het Verdrag.
Op 24 september 2007 werd de unanieme beslissing van het Hof voor de Rechten van de Mens van 5 april 2007 definitief, wat bevestigt dat de Scientology Kerk de rechten van vrijheid van religie geniet, net als iedere andere religieuze organisatie, en beschermd wordt volgens Artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens.
Scientology Kerk van Moskou vs. Rusland bevestigt en bepaalt definitief wat mensenrechtenexperts, academici en talloze nationale rechtbanken al hebben bevonden: dat Scientology een bonafide religie is en dat de Scientology Kerk een religieuze gemeenschap is die recht heeft op de volledige reeks van mensenrechten en religieuze vrijheidsrechten die zulke organisaties toekomen.
Scientology Kerk van Moskou vs. Rusland vormt een historische beslissing die invloed heeft op vrijheid van religie in heel Europa, aangezien de beslissing een grote impact heeft gecreëerd en in de toekomst zal creëren, op de religieuze rechten in alle staten die onderworpen zijn aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Op 1 oktober 2009 deed het Europees Hof voor de Rechten van de Mens nog een historische uitspraak die religieuze vrijheid beschermt in een rechtszaak van de Scientology Kerk in Kimlya en anderen vs. Rusland. Het Hof heeft twee keer unaniem een positief oordeel geveld voor twee religieuze Scientology groepen in Rusland en oordeelde dat ze het recht hadden om zichzelf volgens de Russische wet te registeren als religieuze organisatie. Deze beslissing bepaalde dat leden van de Scientology Kerk van Surgut en de Scientology Kerk van Nizhnekamsk het recht hebben op religieuze vrijheid en het recht hebben op vrijheid van vereniging volgens Artikelen 9 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bij het bereiken van deze beslissing, stelde het Hof vast “dat de aanvragers niet in staat waren om erkenning te verkrijgen van hun recht op vrijheid van religie en vereniging in welke organisatorische vorm dan ook. De eerste aanvrager kon geen registratie verkrijgen van de Scientology groep als een niet-religieuze rechtspersoon, omdat de Russische autoriteiten het als een religieuze gemeenschap beschouwden. De aanvragen voor registratie als religieuze organisatie die werd ingediend door de eerste en tweede aanvragers als oprichters van hun respectievelijke groepen, en ook namens de derde aanvrager, werden ontzegd in verband met de onvoldoende lange bestaansperiode van de groep. Ten slotte gaf de beperkte status als een religieuze groepering waarvoor ze kwalificeerden en op grond waarvan de derde aanvrager bestond, geen praktische of effectieve voordelen voor hen, aangezien een dergelijke groep verstoken was van een rechtspersoonlijkheid, eigendomsrechten en de rechtsbevoegdheid om de belangen van haar leden te beschermen en werd ook ernstig belemmerd in de fundamentele aspecten van haar religieuze functies. Vandaar dat het Hof tot de bevinding is gekomen dat er een inmenging heeft plaatsgevonden inde rechten van de aanvragers volgens Artikel 9, gelezen in het licht van Artikel 11.”
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kwam terug op de weigering van de Russische regering om een religieuze groep van Scientology te registreren als een religieuze organisatie onder de Religie Wet van 1997 aangaande Scientology Kerk van Sint-Petersburg en anderen vs. Rusland (Verzoekschrift nr. 47191/06). De Scientology groep van Sint-Petersburg werd registratie onder de Religie Wet ontzegd op grond van het feit dat ze niet al 15 jaar voorafgaand aan registratie bestonden, zoals de Religie Wet van 1997 vereist.
Door te verwijzen naar haar besluit aangaande religieuze groepen in Kimlya, heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vastgesteld dat de beperkte status van religieuze groepen die zich niet kunnen registreren volgens de Religie Wet van 1997 “leden van zo’n groep niet toestond om hun recht op vrijheid van religie uit te oefenen, wat zo’n recht misleidend en theoretisch maakt, in plaats van praktisch en effectief”. Dienovereenkomstig concludeerde het Hof dat de weigering van de Russische regering om de religieuze groep te registreren als religieuze organisatie neerkwam op een inmenging in het recht op religieuze vrijheid dat gegarandeerd wordt door Artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, gezien in het licht van het recht op vrijheid van vereniging, zoals dit gegarandeerd wordt door Artikel 11 van het Verdrag.
“Door de registratie van de Scientology Kerk van Moskou af te wijzen, handelden de Moskouse autoriteiten niet in goed vertrouwen en verwaarloosden haar plicht van neutraliteit en onpartijdigheid ten opzichte van de religieuze gemeenschap van de aanvrager. In het licht van het voorafgaande, is het Hof van mening dat de inmenging in het recht van de aanvrager op vrijheid van religie en vereniging niet gerechtvaardigd was. Er heeft om die reden een overtreding plaatsgevonden van Artikel 11 van het Verdrag, gelezen in het licht van Artikel 9.”
voor Religieuze Vrijheid in Europees Hof voor de Rechten van de Mens”