Na in mijn hoedanigheid van historicus van religie verzocht te zijn om een mening over de Scientology Kerk te geven, geef ik hierbij de volgende uiteenzetting:
Om te beginnen zou ik er op willen wijzen dat ik me bij mijn onderzoek hoofdzakelijk heb beziggehouden met het boeddhisme in zijn verschillende regionale vormen en met de Tibetaanse religie. In mijn opleiding en in de periode dat ik les gaf aan het seminarie, had ik reden om te werken met en te discussiëren over de algemene aspecten van de geschiedenis van religie. De volgende korte beschouwingen zijn gebaseerd op mijn studie van een groot aantal geschriften van de Scientology Kerk en van een aantal van de religieuze wetenschappelijke onderzoeken en discussies betreffende de Kerk vanuit verschillende invalshoeken, waaronder geschiedenis van ideeën alsook sociologische en psychologische.
Onder recente belangrijke studies zou ik vooral willen benadrukken: “Scientology” (1994) door Bryan Ronald Wilson, toonaangevend Brits godsdienstsocioloog, “From Therapy to Religion” (1994) door Dorthe Refslund Christensen en het artikel “Scientology and Indian Religion” (Chaos No. 25, 1994) door Oluf Schonbeck. Verder heb ik het gebouw van de Kerk in Stockholm bezocht en daar met een aantal vertegenwoordigers gesproken, ook in een ander verband, en heb daarbij geprobeerd een direct persoonlijk begrip van de Scientology Kerk te vormen.
Scientology wordt meestal beschouwd als een voorbeeld van een “nieuwe religie”, een aanduiding die in de meeste gevallen verwijst naar de bewegingen die in deze eeuw in de westerse wereld werden gecreëerd en die gedurende de 60-er jaren en daarna in Zweden kwamen. Met deze aanduiding verwijst men niet alleen naar de oorsprong van de religie, maar trekt men ook de conclusie dat deze “nieuwe spiritualiteit” in veel opzichten verschillend is van oudere kerken, gemeenschappen en sekten, voor wat betreft concept, religieuze ceremoniën, methoden van zendelingswerk en de werving van nieuwe leden. Het is mogelijk dat de aanduiding “nieuwe religies” ook een uitdrukking is van een disassociatieve opinie; dat ze door een zekere gretigheid om een “verklaring” te geven voor de oorsprong en formatie op basis van sociale en psychologische analyses, deze nieuwe religies mogelijkerwijs zouden kunnen minimaliseren tot functies van deze sociaal-psychologische factoren. Vooral in oudere verklaringen door schrijvers die behoren tot of nauw verwant zijn met oudere en meer gevestigde religieuze gemeenschappen, is een irritatie merkbaar betreffende de “competitie” die door de “nieuwe spiritualiteit” wordt geboden. In sommige gevallen wordt dit uitgedrukt door deze religies te bestempelen als “sekten” en te claimen dat ze voornamelijk jonge mensen onder emotionele omstandigheden aantrekken, om ze dan met dubieuze en autoritaire methoden te proberen te behouden. Alle religies, kerken en religieuze gemeenschappen zijn op een bepaald moment “nieuw” geweest en zijn verschenen tegen een oudere en traditionele achtergrond met alles wat dit in kan houden wat zendings- en bekeringswerk, organisatie en verspreiding van de boodschap betreft.
De gebruikte middelen, het richten op het leven hier en nu, de organisatie en de rationele en technische woordenschat die bij bepaalde “nieuwe religies” bestaat, hebben ervoor gezorgd dat vertegenwoordigers van vooral christelijke gemeenschappen zich afvragen of we hier wel naar kunnen verwijzen als religies. Deze discussie is weinig interessant en nu van weinig belang voor een historicus van religie.
Als men bijvoorbeeld een algemene definitie van religie gebruikt – “Religie is de overtuiging van het bestaan van een bovennatuurlijke wereld, een overtuiging die allereerst wordt uitgedrukt in verschillende soorten concepten van geloof die concreet geïllustreerd worden in rituelen en plechtigheden en in epische portrettering” (Ake Hultcrantz, “Methods Within the Comparative Research of Religion,” 1973, pag. 13), dan is de Scientology Kerk heel duidelijk een religie. Er is bovendien geen reden voor een historicus van religie om verschillende religies vanuit verschillende uitgangspunten te rangschikken langs een waardeschaal.
Religies kunnen op vele verschillende manieren en vanuit vele invalshoeken worden geanalyseerd. In deze context lijkt het passend om gebruik te maken van een ordening die zowel variaties en nuances alsook de mate van volledigheid aangeeft. De historicus van religie Ninian Smart heeft in verschillende werken zijn presentatie pedagogisch geordend onder zeven kopjes, elk daarvan gericht op een bepaalde en karakteristieke dimensie van de desbetreffende religie. Deze zeven dimensies zijn de rituele en de praktische, de emotionele en die gerelateerd aan ervaring, de mystische en vertellende, de filosofische en onderwijzende, de ethische en juridische, de sociale en institutionele en tenslotte, de materiële en esthetische. Op basis van dit patroon kan men proberen de typische kenmerken in één religie te onderscheiden op een manier die vergelijkingen met andere religies en andere relatieve vergelijkingen mogelijk maakt.
Deze uiteenzetting is niet de plaats voor een beschrijving van de geschiedenis van de Scientology Kerk, noch om de problemen van betrouwbaarheid van bronnen aan te snijden waar een historicus van religie mee geconfronteerd wordt bij het vergelijken van de bijdragen van de dynamische grondlegger van Dianetics en Scientology, L. Ron Hubbard (1911-1986), uit verschillende perioden in de ontwikkeling. Ook zal de ontwikkeling van Dianetics therapie tot de leerstellingen van de Scientology Kerk niet worden opgenomen; het beginpunt voor wat de bron van de religie betreft is eenvoudigweg het beeld dat de kerk als representatief voor zichzelf beschouwt.
Het principe is dat het individu op een geformaliseerde manier wordt gebracht tot realisatie van zijn spirituele hoedanigheid en van wat zijn ontwikkeling als een spiritueel wezen tegenhoudt. Door deze barrières zichtbaar te maken, wordt het individu in een positie geplaatst waar hij deze kan verwijderen en verder kan gaan.
De eerste dimensie is de rituele en praktische. Hier vindt men de individuele spirituele counseling, auditing genoemd, en de religieuze educatie van Scientology, training genoemd. Hier treft men ook de collectieve rituelen, regelmatig gehouden diensten en ceremoniën voor huwelijken, naamgeving van kinderen en begrafenissen aan. De auditingprocedure en de structuur daarvan zijn natuurlijk rechtstreeks afhankelijk van het gezichtspunt dat de Kerk heeft op de mens en zijn spirituele mogelijkheden tot ontwikkeling, die later aan de orde komen. Het principe is dat het individu op een geformaliseerde manier wordt gebracht tot realisatie van zijn spirituele hoedanigheid en van wat zijn ontwikkeling als een spiritueel wezen tegenhoudt. Door deze barrières zichtbaar te maken, wordt het individu in een positie geplaatst waar hij deze kan verwijderen en verder kan gaan. In dit opzicht heeft de spirituele counseling enige overeenkomsten met bepaalde therapeutische activiteiten en de methode doet ook denken aan de methoden die worden gebruikt bij bepaalde vormen van boeddhisme en hindoeïsme, die ook zijn gebaseerd op een hechte relatie tussen de leraar en de leerling en de interactie tussen formalisme en intuïtie.
De collectieve religieuze ceremoniën lijken te zijn beïnvloed door het christendom en zijn binnen een westerse context niet uniek. De teksten die de uitvoering van de ceremoniën leiden, geven een waardige en adequate impressie weer.
De tweede dimensie is gerelateerd aan ervaring en is moeilijker te bevatten. Gebaseerd op informatie van actieve leden van de Kerk alsook van buitenstaanders, geven de collectieve rituelen de deelnemers de mogelijkheid om samenkomst en toewijding te ervaren. De individuele counseling is – zoals soortgelijke ervaringen in andere religies – mogelijk onderworpen aan de spanningen die bij zo’n procedure kunnen ontstaan, maar is blijkbaar ook in staat om in een ervaring van verlichting en bevrijding te voorzien.
De derde dimensie is de vertellende en mystische. In dit opzicht lijkt Scientology in verhouding wat in gebreke te blijven. Men krijgt de indruk dat hun korte geschiedenis en hun rationele en bijna technologische benadering dit aspect van de religie belemmeren. Bij het lezen van het mij ter beschikking gestelde materiaal vroeg ik me echter af of het verslag van het leven van L. Ron Hubbard, vooral het vroege deel, geen ingrediënt van hagiografie inhield, en het kan hier van belang zijn om de ontwikkeling te volgen.
De filosofische en onderwijzende dimensie is de vierde. Het is onmogelijk om de veelomvattende en niet geheel ongecompliceerde filosofie van Scientology in deze beperkte ruimte op een toereikende manier te behandelen. Ze is deels een esoterische leer, waarin op een geleidelijke manier de volledige betekenis van verschillende dingen wordt onthuld, met gebruik van esoterische terminologie met vele verbale neologismen en semantische verschuivingen. Er kan gesteld worden dat hoewel het concept van een “Opperwezen” bestaat, andere concepten van geloof ook een belangrijke rol spelen. Het meest essentiële is dat er van een mens wordt gezegd dat hij een spiritueel wezen is. De persoon zelf wordt, naast zijn naam, lichaam en verstand de thetan (voor “geest”, “ziel”, “levenskracht”) genoemd, afgeleid van het woord theta, een symbool voor denken of geestelijk wezen. De thetan is immaterieel en is feitelijk geen deel van onze fysische wereld, maar daarin gevangen en mee belast bij het aannemen van een menselijk lichaam bij de geboorte.
De oorzaak hiervan ligt in eerdere bestaansperioden en daden in dit of eerdere levens die inzicht en begrip belemmeren. Het doel van de auditingprocedure is dat deze belemmeringen, “sporen” uit het verleden, worden ontdekt en begrepen en daardoor verwijderd. Zo ontwikkelt een mens, of liever de thetan, zich weg van het emotionele en reactieve, omhoog naar hogere niveaus van inzicht en vrijheid.
Het doel voor de thetan is om een god-achtige, maar feitelijk originele staat te bereiken. Er wordt aangenomen dat elke mens dit potentieel van ontwikkeling heeft. Er wordt verondersteld dat hij in wezen goed is en het potentieel heeft om een hogere spirituele staat te bereiken en kennis van het Opperwezen te verkrijgen.
Hieruit zien we dat Scientology een theologie, een antropologie en een doctrine voor redding van de innerlijke samenhang heeft die goed doordacht is. Een historicus van religie wordt vooral getroffen door de grote overeenkomst tussen deze leerstellingen en die in bepaalde Indiase religies en systemen van religieuze filosofie. Daarin vinden we ook het concept dat de daden van de mens gevolgen hebben voor zijn toekomstige levens, in de vorm van ervaringen die gereactiveerd kunnen worden en dan zijn toekomst vormen. Door goede daden, meditatie en andere oefeningen, kunnen deze worden gelokaliseerd en verwijderd om zo aan spirituele ontwikkeling bij te dragen of deze überhaupt mogelijk te maken. In de hindoeïstische systemen wordt van de kern en essentie van elke mens gedacht dat deze bestaat uit een spirituele entiteit, een ziel voorbij alle individualiteit. Het is deze ziel die ontlast moet worden, om zo terug te keren naar zijn oorspronkelijke staat.
De vaak technische taal van Scientology bij de beschrijving van deze procedures heeft dus haar equivalent in de Indiase technologieën van verlossing.
Het in een hiërarchische vorm plaatsen van de leer, zodat iemand eerst een bepaald spiritueel niveau of staat moet bereiken voordat hij deel mag nemen aan het volgende niveau, is ook een overeenkomst tussen Scientology en een aantal Indiase scholen van denken. Bij beide tradities zijn transities tussen de niveaus verbonden met verschillende soorten prestaties.
In het Credo van de Scientology Kerk, wordt het geloof in gelijke rechten voor iedereen uitgedrukt en wordt nadruk gelegd op mensenrechten.
De vijfde dimensie is de ethische en juridische. Aangezien de mens als in wezen goed wordt beschouwd, is hij in staat om het juiste en goede te kiezen. In het Credo van de Scientology Kerk, wordt het geloof in gelijke rechten voor iedereen uitgedrukt en wordt nadruk gelegd op mensenrechten. Het grotere perspectief wordt zeker omvat, ook al is de ethiek in Scientology erg georiënteerd op het individu. Er zijn ook de activiteiten voor maatschappelijke verbeteringen door verschillende organisaties, die echter niet van primair belang zijn voor een historicus van religie.
De zesde dimensie, de sociale en de institutionele, kan de integratie en acceptatie van een religieuze gemeenschap in de omringende samenleving weerspiegelen. De Scientology Kerk is op een manier georganiseerd die doet denken aan de christelijke kerken, namelijk met een hiërarchie van geestelijken en leken als verenigende kracht. Er bestaan verscheidene activiteiten van de congregatie, maar aangezien de beoefening is gericht op het individu en zijn ontwikkeling, krijgt men niet de indruk dat de congregatie van de Kerk de centrale sociale entiteit is. Uit de beschikbare onderzoeken blijkt dat het gemiddelde lid de vroeg middelbare leeftijd heeft en sociaal tot de middenklasse behoort. Verder wordt het gemiddelde lid geen lid als gevolg van een “crisis”; dit geldt ook in de gevallen waar iemand de Kerk heeft verlaten. De activiteit van de Kerk wordt, volgens de verstrekte informatie, gefinancierd door donaties en contributies van haar leden.
De zevende en de laatste dimensie is de materiële en esthetische. De aanwijzing van een kapel voor religieuze diensten, de kledij van de geestelijken en de religieuze symboliek maken een vergelijking met het westerse christendom eenvoudig. Kenmerkend voor de Scientology Kerk is het kantoor voor de grondlegger, L. Ron Hubbard, in elke kerk. Dit lijkt te dienen als een symbool van eerbied en respect voor zijn nalatenschap.
Een conclusie van dit korte onderzoek van de verschillende aspecten van de Scientology Kerk is dat er grote overeenkomsten met oriëntaalse religie bestaan, in zaken betreffende het standpunt ten aanzien van de aard van de mens en de vorming van de leer. De organisatie en de religieuze diensten doen meer denken aan het Westen en het christendom.
Bovendien komt Scientology geheel over als een religie en het is daarom natuurlijk om de mening kenbaar te maken dat ze, in een samenleving die religieuze vrijheid heeft, voorzien moet worden van de faciliteiten om in de behoefte van haar aanhangers en leden van het religieuze geloof te voorzien.
Per-Arne Berglie
Stockholm, Zweden
20 maart 1996