Iedere religie die beweert dat zij over een blijvend stelsel van leerstellingen en praktijken beschikt dat zij exclusief als de hare beschouwt, loopt de kans dat ze van tijd tot tijd te maken krijgt met mensen die aanvankelijk lid waren maar nu afstand doen van hun loyaliteit. Zulke mensen onderschrijven niet langer meer de formaliteiten van het geloof ten aanzien van een aantal of het geheel van leerstellingen, praktijken, organisatie of discipline. Afvalligheid is een algemeen verschijnsel in de geschiedenis van de diverse gezindten van de joods-christelijke-moslim traditie. Iedere nieuwe afscheiding van een reeds gevestigde organisatie die zich met geloof bezighield, werd waarschijnlijk door diegenen waar ze zich van hadden afgescheiden beschouwd als een geval van afvalligheid. Er hebben zich op grote schaal dramatische gevallen voorgedaan, zoals in het zogenaamde “grote schisma” van de oosterse (orthodoxe) kerken en de westerse (katholieke) kerken, en bij de opkomst van het protestantisme tijdens de Reformatie. (Hier dient aan te worden toegevoegd, al was het alleen maar voor de volledigheid, dat de andersdenkende en afgescheiden partijen in het algemeen de achterblijvers zeker niet minder vaak hebben beschuldigd van afvalligheid van een of andere eerdere vermeende standaard ten aanzien van het geloof en de praktijk.) Als men nagaat hoeveel religieuze lichamen er zich binnen het christendom bevinden die vanuit een afscheiding zijn ontstaan, moet het wel duidelijk zijn dat afvalligheid destijds vaak voorkwam.

Maar niet elk geval van afvalligheid heeft tot gevolg dat er een afwijkende en losstaande religieuze partij of sekte wordt gevormd. Men kan zelfs van afvalligheid spreken wanneer één persoon die aanvankelijk gelovig was, afstand doet van zijn aanvankelijke geloften en zijn eerdere religieuze loyaliteit. Aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, waren er tijdens een crisis in het christelijk geloof, een aantal beroemde gevallen van afvalligheid binnen de rooms-katholieke kerk. Er is aangevoerd dat deze gevallen in die kerk plaatsvonden vanwege de starheid in de eisen die er werden gesteld aan het geloof en de praktijken; vanwege de weerstand tegen het modernisme; en met name omdat deze kerk haar meest toegewijde volgelingen aanmoedigde om zich aan te sluiten bij kloosterordes of congregaties. Enkele van de meest onsmakelijke verhalen over het kloosterleven, die naar wordt beweerd, werden verteld door afvallige monniken en nonnen – het beroemde verhaal van Maria Monk werd wijd en zijd uitgedragen – bleken grotendeels verzonnen. Niettemin werden die destijds op uitgebreide schaal door antikatholieke propagandisten gebruikt. In het huidige tijdperk van religieus pluralisme, waarin het idee van oecumene onder vele christelijke gezindten de overhand heeft, en waarbij het zogenaamde “overgaan” van de loyaliteit van de ene beweging naar de andere niet ongewoon is, wordt de beschuldiging van afvalligheid veel minder vernomen. Maar sinds ongeveer 1960, met de opkomst in de westerse samenleving van verschillende nieuwe minderheidsbewegingen die een duidelijk religieuze leer hadden en een sterk gevoel van specifieke betrokkenheid verlangden, wordt een lid dat vertrekt al gauw als afvallige beschouwd. En zoiets wordt dan natuurlijk nog versterkt wanneer dat lid daarna zijn vroegere geloofsovertuigingen belachelijk maakt, en diegenen waar hij voordien nauw mee had samengewerkt, gaat hekelen en daar kwaad over gaat spreken.

Nu er in de afgelopen tientallen jaren zo vele nieuwe religieuze bewegingen zijn ontstaan die hoge eisen stellen aan de loyaliteit van hun leden, hebben gevallen van afvalligheid een aanzienlijke aandacht in de massamedia gekregen. Het verhaal van de afvallige, waarin hij doorgaans als slachtoffer wordt gepresenteerd, wordt als prima kopij beschouwd.

Nu er in de afgelopen tientallen jaren zo vele nieuwe religieuze bewegingen zijn ontstaan die hoge eisen stellen aan de loyaliteit van hun leden, hebben gevallen van afvalligheid een aanzienlijke aandacht in de massamedia gekregen. Het verhaal van de afvallige, waarin hij doorgaans als slachtoffer wordt gepresenteerd, wordt door de media als prima kopij beschouwd, vooral wanneer hij ook nog eens belooft om allerlei zaken en mogelijkerwijs geheimen te “onthullen” van de beweging waar hij tot dan toe had behoord. Daardoor is de hoeveelheid aandacht die media aan hen besteden wellicht onterecht, vooral wanneer ze hun aanvankelijke loyaliteit kunnen aantonen, in verband met hun eigen kwetsbaarheid en de manipulatie, het bedrog of de dwang van de leiders en de leden van de beweging waarvoor ze waren gerekruteerd. Omdat dit soort verhalen vaak de enige informatie is die, normaal gesproken, over minderheidsreligies voor het grote publiek beschikbaar is, en in ieder geval de informatie is die het meest wordt verspreid, wordt de afvallige een centraal figuur bij de meningsvorming onder het publiek bij de vorming (of misvorming) van de openbare mening over deze bewegingen.

Academisch geschoolde wetenschappers die geïnteresseerd zijn in religieuze minderheden, en met name sociologen, op wiens terrein dit onderwerp in feite ligt, voeren hun wetenschappelijk onderzoek uit met een verscheidenheid aan algemeen erkende methoden. Die verzamelen hun gegevens niet uitsluitend door onderzoek van archieven of door na te gaan wat er allemaal al over geschreven is, maar ook aan de hand van participerende observatie, interviews, vragenlijsten, enquêtes en ook, waar het hier speciaal over gaat, van informanten. Afvalligen zijn vaak uiterst bereidwillige informanten, maar sociologen leggen doorgaans een aanzienlijke omzichtigheid aan de dag ten aanzien van deze mogelijke bewijsbron. Zoals ik elders heb geschreven over de onderzoekstechnieken die de socioloog aan de dag legt,

dienen informanten die uitsluitend contactpersonen zijn en die geen persoonlijke motieven hebben voor wat ze je vertellen de voorkeur te krijgen boven degenen die vanuit hun eigen persoonlijke motieven gebruik proberen te maken van de onderzoeker. Vooral de misnoegde en de afvallige zijn informanten waarvan het door hen aangeleverde bewijs met de nodige behoedzaamheid dient te worden bekeken. De afvallige heeft doorgaans behoefte om zichzelf te rechtvaardigen. Hij probeert zijn eigen verleden opnieuw in elkaar te zetten om een verklaring te hebben voor zijn eerdere connecties en probeert diegenen te beschuldigen waar hij voordien op de meest intieme manier mee omging. Het komt niet zelden voor dat een afvallige leert hoe hij zijn ‘gruwelverhaal’ moet herhalen om uit te kunnen leggen hoe hij er door middel van manipulatie, bedrog, dwang, of misleiding toe werd gebracht om toe te treden tot een organisatie of daarin te blijven, die hij nu afzweert en veroordeelt. Afvalligen die eenmaal door de pers tot een sensatie waren gebombardeerd, hebben niet zelden geprobeerd om munt uit hun ervaringen te slaan, door hun verhalen aan kranten te verkopen of in boekvorm uit te brengen (soms geschreven door een ghostwriter). [Bryan Wilson, De Sociale Dimensies van Sektarisme, Oxford: Clarendon Press, 1990, pg. 19.]

De afvallige heeft doorgaans behoefte om zichzelf te rechtvaardigen. Hij probeert zijn eigen verleden opnieuw in elkaar te zetten om een verklaring te hebben voor zijn eerdere connecties en probeert diegenen te beschuldigen waar hij voordien op de meest intieme manier mee omging.

Sociologen en anderen die een onderzoek hebben ingesteld naar minderheidsreligies zijn op die manier een bepaalde verzameling motieven gaan herkennen waardoor afvalligen een dergelijke houding gaan aannemen ten aanzien van hun eerdere religieuze betrokkenheid en hun meer recente verwerping daarvan. De afvallige moet zowel zijn aanvankelijke toetreding tot een religieuze instelling als zijn latere distantiëring van die verbintenis geloofwaardig zien te maken. Om zichzelf in het gelijk te stellen voor zijn draai van 180 graden, heeft hij een aannemelijke verklaring nodig van zowel zijn (meestal plotselinge) aanhankelijkheid aan zijn aanvankelijke geloofsovertuiging, alsook van zijn – niet minder plotselinge – verwijdering en veroordeling daarvan. Academici zijn het “gruwelverhaal” als een bepaald genre van de afvallige gaan beschouwen en zijn het zelfs als een herkenbare categorie van verschijnselen gaan zien [A. D. Shupe, Jr. en D. G.Bromley, “Afvalligen en Gruwelverhalen” in B. Wilsons, De Invloed op de Samenleving van Nieuwe Religieuze Bewegingen, New York, Rose of Sharon Press, 1981, pg. 179–215.] Het is symptomatisch dat de afvallige zichzelf neerzet als iemand die tot zijn aanvankelijke loyaliteit werd gebracht op een moment waarop hij bijzonder kwetsbaar was – gedeprimeerd, geïsoleerd, met weinig sociale of financiële steun, vervreemd van zijn familie of andere soortgelijke omstandigheden. De mensen waar hij vroeger mee omging worden nu afgeschilderd als mensen die hem hebben overgehaald door middel van onjuiste beweringen, misleiding, beloftes van liefde, betere vooruitzichten, beter welzijn en dergelijke. In feite, zo gaat het verhaal van de afvallige verder, waren het nepvrienden die erop uit waren om misbruik te maken van zijn goodwill en om hem langdurig te laten werken zonder hem daarvoor te betalen en hem al zijn geld en middelen af te troggelen. De afvallige presenteert zichzelf dus als “een geplukte kip”, als iemand die niet verantwoordelijk was voor zijn daden toen hij bij zijn vorige religie als lid werd opgenomen en als “iemand die tot bezinning is gekomen” toen hij weg ging. In wezen luidt zijn boodschap dat “zoiets in de gegeven omstandigheden iedereen had kunnen overkomen”. Zij zijn volledig verantwoordelijk en zij handelen met voorbedachten rade tegen onvermoede, onschuldige slachtoffers. Door een dergelijke voorstelling van zaken wentelt de afvallige de verantwoordelijkheid voor zijn eerdere acties af en probeert hij weer deel uit te maken van de samenleving waar hij nu invloed op probeert uit te oefenen, en die misschien wel probeert te mobiliseren tegen de religieuze groep die hij zojuist heeft verlaten.

Nieuwe bewegingen die in hun leerstellingen, hun praktijken en hun geloofsovertuigingen tamelijk ongebruikelijk zijn, en waarvan de organisatie volgens nieuwe ideeën is ontwikkeld, zijn het meest gevoelig voor het wantrouwen van het publiek. En wanneer sprake is van leerstellingen die geheim zijn of niet openbaar worden gemaakt, of wanneer het erop lijkt dat ze bijzonder ijverig zieltjes proberen te winnen of wanneer zij een zekere aantrekkingskracht hebben op een bepaald deel van de samenleving (zoals jongeren, studenten, etnische minderheden, immigranten, enz.) of als de baten die aan de gelovigen worden beloofd de verwachtingen van het gemiddelde publiek ruim overstijgen, dan kunnen zij makkelijk ten prooi vallen aan smaad of zelfs vijandelijkheid van de kant van de bevolking. De gruwelverhalen van afvalligen kunnen, vooral wanneer die nog eens worden versterkt door de sensatiehonger van de pers, voeding geven aan deze tendensen en daardoor de nieuwswaarde van verdere gruwelverhalen vergroten. Van kranten is bekend dat ze eerdere sensationele verhalen samenvatten wanneer ze over bepaalde bewegingen nieuwe verhalen in dezelfde teneur brengen – een praktijk die door sommige sociologen wel wordt aangemerkt als het gebruiken van “een negatieve samenvatting van gebeurtenissen”. [“Dit heeft betrekking op een type journalistieke beschrijving van een situatie of gebeurtenis waarbij de negatieve essentie wordt gepresenteerd als onderdeel van een zich langzaam ontwikkelend verhaal dat met tussenpozen wordt gebracht. Een duidelijk op zichzelf staande gebeurtenis wordt zo gebruikt als een aanleiding om het grotere controversiële verschijnsel onder de aandacht van het brede publiek te houden.” – James A. Beckford, Controversies bij Culten: de Respons van de Samenleving op Nieuwe Religieuze Bewegingen, Londen, Tavistock, 1985, pg. 235.] Op die manier wordt de dramatische betekenis van het verhaal van iedere afvallige nog eens versterkt ten nadele van het objectieve en ethisch neutrale onderzoek naar religieuze verschijnselen zoals dat door academische sociologen wordt uitgevoerd. Hedendaagse religieuze organisaties die tegen een achtergrond werken van snelle sociale veranderingen en van veranderende inzichten in religieuze en spirituele overtuiging, zijn in het bijzonder kwetsbaar voor de minachting en onjuiste voorstelling van zaken die ontstaat als gevolg van het verspreiden en herhalen van de verhalen van de afvalligen.

Noch voor de objectieve sociologische onderzoeker, noch voor de rechtbank kan de afvallige makkelijk als een betrouwbare bron van bewijs worden beschouwd. Hij moet altijd worden beschouwd als iemand wiens persoonlijke geschiedenis hem vatbaar maakt tot vooroordeel

Noch de objectieve sociologische onderzoeker, noch de rechtbank kan de afvallige gemakkelijk beschouwen als een verdienstelijke of betrouwbare bron van bewijs Hij moet altijd beschouwd worden als iemand die door zijn persoonlijke ervaringen al gauw bevooroordeeld raakt ten aanzien van zijn vroegere religieuze verbintenis en connecties. En daarbij moet het vermoeden ontstaan dat hij vanuit een persoonlijke motivatie optreedt om zichzelf in het gelijk te stellen en zijn eigendunk terug te krijgen door te laten zien dat hij aanvankelijk slachtoffer is geweest maar vervolgens een bevrijde actievoerder is geworden. Zoals in verschillende gevallen is aangegeven, is hij waarschijnlijk makkelijk beïnvloedbaar en zal hij al gauw zijn grieven opblazen of van meer luister voorzien om het soort journalisten te gerieven dat meer interesse heeft voor sensationele kopij dan voor een objectieve weergave van de waarheid.

Bryan Ronald Wilson
3 december 1994
Oxford, Engeland

B. Bryan Ronald Wilson
DOWNLOAD HET WITBOEK