II. DIMENSIES VAN RELIGIE

In The Religious Experience of Mankind (1e editie 1969, 2e editie 1976, 3e editie 1984), stelde Ninian Smart dat een religie kenmerkend zes aspecten of dimensies heeft. In zijn laatste overzicht, getiteld The World’s Religions: Old Traditions and Modern Transformations (1989), gebruikte hij deze zes dimensies weer en voegde een zevende toe. Deze dimensies zijn:

II.I. De Praktische en Rituele Dimensie

Religies hebben typisch bepaalde praktijken waar de mensen zich mee bezighouden. Deze praktijken kennen vele vormen en kunnen handelingen inhouden als verering, preken, gebed, meditatie, biecht, opoffering, offerandes, overgangsrituelen en andere heilige ceremoniën.

Religies hebben typisch bepaalde praktijken waar de mensen zich mee bezighouden. Deze praktijken kennen vele vormen en kunnen handelingen inhouden als verering, preken, gebed, meditatie, biecht, opoffering, offerandes, overgangsrituelen en andere heilige ceremoniën. Deze praktijken zijn soms zeer uitgebreid en publiekelijk waarneembaar, als de eucharistie-liturgie van de Oostelijke Orthodoxe Kerk of de heilige ceremoniën van de Australische inheemse religies. Soms zijn ze veel minder uitgebreid en minder publiekelijk waarneembaar, zoals in de vormen van meditatie, zoals die in het boeddhisme gepraktiseerd worden en het privé gebed, dat onderdeel van verschillende religieuze tradities vormt. Door dergelijke activiteiten te omschrijven met het woord “rituele”, zegt men niet impliciet dat deze praktijken een precies gespecificeerde vorm moeten hebben, noch noodzakelijkerwijs dat mensen die activiteiten simpelweg uit gewoonte verrichten. Bij veel vormen van rituelen bestaat zowel een uiterlijk (of zichtbaar) als een innerlijk (of onzichtbaar) aspect.

II.II. De op Ervaring gebaseerde Dimensie

Net zoals de vormen van religieuze praktijken variëren, zo is dat ook het geval met religieuze ervaringen die mensen beweren gehad te hebben. De Boeddha sprak van de verlichting die hij ervoer door meditatie. Verschillende Hebreeuwse profeten en de profeet Mohammed spraken over de onthullende ervaringen die de basis waren van hun religieuze onderrichtingen. Sommige gerapporteerde religieuze ervaringen zijn nogal drastisch, zoals de bekering van Paul op de weg naar Damascus, de ervaring van extase die in centrale en noordelijke regio’s van Azië werd geassocieerd met sjamanisme en het verschijnsel van door geesten bezeten te worden in delen van Eurazië, Afrika en rond de Stille Oceaan. Andere gerapporteerde religieuze ervaringen kunnen minder drastisch zijn maar worden niettemin als echt en groots beschouwd door degenen die ze ervaren. Voorbeelden van het laatste zijn ervaringen van heilige inspiratie, goddelijke verlichting, verlichting, een prachtige innerlijke leegte, een verzekering van verlossing, enz.

II.III. De Vertellende of Mythische Dimensie

In heel veel religies bestaan vertellingen. Deze vertellingen kunnen gaan over de bezigheden van God, goden of andere spirituele entiteiten, over de carrière van een heilige leraar, over de ervaringen van een religieuze gemeenschap, en zo verder. De vertellingen in de joodse en christelijke geschriften over de creatie van de wereld, over het geven van de Tien Geboden aan Moses en dat God de Israëlische mensen uit Egypte leidde, passen in deze categorie, net als de verslagen die in de Australische inheemse religie gedaan worden van de activiteiten van heilige wezens bij het bepalen van de landsgrenzen. Zo ook de vertellingen in de islam over het leven van de profeet Mohammed en in het Boeddhisme over de ervaringen van Gautama (de Boeddha). Smart benadrukt dat hij de term “mythisch” in puur technische zin gebruikt om te verwijzen naar een vertelling met een religieuze betekenis. Hij suggereert niet dat de vertelling per se onwaar is. In de meeste ongeletterde culturen worden religieuze overtuigingen vooral uitgedrukt in de vorm van vertellingen die dan mondeling overgedragen worden.

II.IV. De Doctrinaire en Filosofische Dimensie

In geletterde culturen kunnen doctrines in min of meer systematische stellingen het gevolg zijn van reflectie op wat eerder in de vorm van vertellingen was vastgelegd; ter afwisseling, of daarnaast, kunnen deze doctrines ten minste gedeeltelijk aan algemenere filosofische bronnen worden ontleend. De inhoud van deze geloofsovertuigingen of doctrines varieert sterk van de ene religie tot de andere, vanaf bijvoorbeeld de doctrine van de Drie-eenheid in het christendom tot de leerstellingen in het hindoeïsme over de voortdurende cyclus van sterven en weer geboren worden, waar elk schepsel aan onderhevig is, van de 99 namen voor de ene God in de islam tot Boeddha’s onderrichting over de Vier Edele Waarheden van de aard van lijden, de oorzaak van lijden, de mogelijkheid dat lijden ophoudt en de weg die daarheen leidt. In bepaalde religies, zoals het hindoeïsme, het boeddhisme, het jodendom, het christendom en de islam, bestaan geschriften waar religieuze vertellingen en/of doctrines vastgelegd worden.

II.V. De Ethische Dimensie

Smart stelt: “In de hele geschiedenis constateren we dat religies gewoonlijk een ethiekcode hebben” (The Religious Experience of Mankind, 3e editie, pag. 9). Zo wordt bijvoorbeeld in het boeddhisme onderwezen dat iemands handelingen zouden moeten worden gestuurd door de Vijf Leefregels – niet moorden, niet stelen, niet liegen, geen onwettige seksuele handelingen en geen alcohol. Het jodendom heeft de Thora (wet) die niet alleen de Tien Geboden bevat maar ook veel andere morele, evenals rituele, voorschriften. Evenzo heeft de islam de Sharia (wet) die verschillende morele en rituele plichten voorschrijft. In het christendom somde Jezus zijn ethische leerstellingen op in het gebod “houd van je medemens zoals je van jezelf houdt”. De ethische dimensie van een religie kan ten minste in bepaalde mate overeenkomen met delen van haar doctrinaire en mythische dimensies. Boeddha’s gebod om geen alcohol te gebruiken, komt bijvoorbeeld overeen met zijn idee dat dergelijke dranken iemands bewustzijn zouden belemmeren. De christelijke leerstelling over het houden van anderen komt overeen met vertellingen over het eigen gedrag van Christus en met de doctrine dat God liefde is. En de strenge morele voorschriften in de Sharia komen overeen met de islamitische leerstelling dat elke persoon uiteindelijk aan het oordeel van God onderworpen zal worden.

II.VI. De Sociale en Institutionele Dimensie

Terwijl het in principe mogelijk is dat iemand haar of zijn eigen unieke religieuze overtuigingen heeft en zich met haar of zijn eigen religieuze praktijken bezig te houden zonder per se met andere religieuze gelovigen om te gaan, hebben de meeste religies een of andere vorm van sociale organisatie. Vooral in bepaalde kleine gemeenschappen kunnen de sociale instellingen waar religieuze praktijken plaatsvinden dezelfde zijn als die waar andere activiteiten, zoals economische activiteiten, plaatsvinden. In andere gemeenschappen zijn gespecialiseerde religieuze instellingen, zoals georganiseerde gezindten in het christendom, kloosterordes in het boeddhisme en gemeenten van getrouwen in het jodendom of de islam. Zelfs binnen dezelfde brede religieuze traditie, zoals het Christendom, kan meer dan één soort religieuze organisatie bestaan - variërend bijvoorbeeld van het geformaliseerde en hiërarchische systeem van de Kerk van Rome tot het meer gelijkwaardige en informele systeem in bepaalde protestantse kerken. Veel, maar niet alle, religies hebben gespecialiseerde religieuze functionarissen, zoals goeroes, monniken, priesters, imams, oelema’s (Arabische schriftgeleerden), rabbi’s, geestelijken, sjamanen, enz.

II.VII. De Materiële Dimensie

In zijn recente boek voegt Smart een zevende dimensie van religie toe, namelijk de materiële dimensie, ter erkenning van het feit dat er vaak bepaalde religieuze objecten, plaatsen, gebouwen, emblemen, enz., zijn. Hoe belangrijk ze zijn, varieert van religie tot religie. In sommige kleine gemeenschappen zijn bijvoorbeeld geen specifieke religieuze gebouwen; aan de andere kant kunnen er wel gedeelten van de natuurlijke omgeving zijn die met religieuze betekenis doordrenkt zijn, zoals de heilige plaatsen bij de Australische inheemse religies en de Fuji Berg bij de traditionele Japanse volksreligie. Tempels, moskeeën of kerken vormen deel van de materiële dimensie bij het boeddhisme, het hindoeïsme, het jodendom, de islam en het christendom. Bij verschillende religies bestaan ook heilige of symbolische objecten, zoals totempalen, relikwieën, emblemen, benodigdheden voor de toediening van sacramenten, en dergelijke. Het is belangrijk op te merken dat hoewel alle, of bijna alle, bovengenoemde dimensies bij alle belangrijke wereldreligies bestaan, de nadruk die op een bepaalde dimensie wordt gelegd, kan variëren van de ene tot de andere religie en zelfs van de ene subtraditie tot de andere binnen dezelfde grote religie. Zoals Smart concludeert:

Er bestaan religieuze bewegingen of uitingen waarbij een van de dimensies zo zwak is dat deze vrijwel ontbreekt: ongeletterde kleine gemeenschappen hebben niet veel middelen om de doctrinaire dimensie uit te drukken; vernieuwende boeddhisten, die zich concentreren op meditatie, ethiek en filosofie, besteden nauwelijks aandacht aan de vertellende dimensie van boeddhisme: sommige recent gevormde groepen hebben qua materiële dimensie mogelijk niet veel ontwikkeld.

Ook zijn er zo veel mensen die geen formeel onderdeel van een sociale religieuze groepering zijn maar hun eigen bepaalde wereldbeelden en praktijken hebben, dat we in de maatschappij een heleboel religies kunnen waarnemen die geen enkele goed geformeerde sociale dimensie hebben. (Ninian Smart, The World’s Religions: Old Traditions and Modern Transformations, pag. 21)

III. Het Analyseren van Scientology
DOWNLOAD HET WITBOEK