I.
INLEIDING

Tegenwoordig ben ik zelfstandig werkzaam als schrijver, redacteur, spreker en adviseur op het gebied van theologie en religie. Daarnaast ben ik werkzaam als adjunct-hoogleraar in de theologische wetenschappen aan de Washington Universiteit in St. Louis, Missouri.

Ik behaalde mijn baccalaureaat in de filosofie (1962) aan de Universiteit van Quincy, Illinois; een baccalaureaat in de theologie (1966), magna cum laude, aan de Harvard Universiteit in Cambridge, Massachusetts; en mijn doctoraat in bijzondere theologische wetenschappen (1981) aan de theologische faculteit van de Universiteit van het St. Michael’s College in Toronto, Ontario. Ik heb ook voortgezette studies gevolgd aan de Harvard Universiteit, de Universiteit van Heidelberg, Duitsland, en de Universiteit van Pennsylvania. Aan de Universiteit van Heidelberg was ik van 1966–1967 lid van het Fulbright genootschap voor Filosofie en Oude Oosterse Religies. Aan de Universiteit van Pennsylvania was ik van 1968–1969 lid van het National Defense Foreign Language (vreemde talen), sectie VI, Semitische talen.

Sinds 1962 heb ik een intensieve studie gemaakt van religieuze sektarische bewegingen van vroeger en nu. Een deel van mijn doctorale studie was speciaal gewijd aan de opkomst van nieuwe religieuze bewegingen na de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten en daarbuiten. Daarbij stelde ik ook een onderzoek in naar de geloofsovertuigingen van en het levenspatroon binnen deze nieuwe religies en het religieus taalgebruik, naar gezag, motivatie en oprechtheid, alsmede hun materiële status. Aan de Washington Universiteit geef ik regelmatig een cursus getiteld The North American Religious Experience, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan nieuwe religieuze bewegingen. Naast mijn wetenschappelijke interesse voor religies heb ik een langdurige persoonlijke ervaring met het religieuze leven. Van 1958 tot 1964 was ik lid van de Orde van de Minderbroeders, algemeen bekend als de Franciscanen. Tijdens deze periode stond mijn leven in het teken van de gelofte van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid, zodat ik veel aspecten van de religieuze levenswijze uit eigen ervaring heb leren kennen.

Voorafgaand aan mijn huidige positie, doceerde ik aan het Maryville College, St. Louis, Missouri, 1980–81; aan de St. Louis Universiteit in St. Louis in Missouri, alwaar ik van 1977 tot 1979 directeur was voor het Afstudeerprogramma in Religie en Vorming; de Universiteit van Toronto in Ontario, waar ik van 1976–1977 doceerde in Vergelijkende Religies; St. John‘s College in Santa Fé, New Mexico, waar ik van 1970–1975 docent was in het Grote Boeken Programma; LaSalle College in Philadelphia in Pennsylvania, waar ik van 1969–1973 lezingen gaf over Bijbelstudie en de Antropologie van Religie (in de zomer); Boston College te Massachusetts waar ik van 1967–1968 lezingen gaf over Bijbelstudies; en Newton College van het Sacred Heart in Newton te Massachusetts, waar ik lezingen gaf over Bijbelstudie.

Ik ben lid van de Amerikaanse Academy of Religion en heb een goede reputatie. Ik ben praktiserend rooms-katholiek en lid van All Saints Church in University City, Missouri.

Sinds 1968 heb ik lezingen gehouden en geschreven over verschillende nieuwe religieuze bewegingen die in de 19e en 20e eeuw in Noord-Amerika en elders zijn ontstaan. Tijdens mijn lezingen, Anthropology of Religion (antropologische religie) (LaSalle College), Comparative Religion (vergelijkende religie) (Universiteit van Toronto), The American Religious Experience (De Amerikaanse religieuze beleving) (Universiteit van St. Louis), en The North American Religious Experience (De Noord-Amerikaanse religieuze beleving) (Washington Universiteit), heb ik mij bezig gehouden met religieuze verschijnselen als de great awakening, de shakers, de mormonen, de zevendedag adventisten, de jehova’s getuigen, new harmony, oneida, brook farm, de verenigingskerk, Scientology, hare krishna en anderen. Ik heb een aantal artikelen gepubliceerd en ben eindredacteur geweest van boeken over nieuwe religies. Ik geef geen oordeel over bestaande religieuze groeperingen, tenzij ik een dergelijke groepering langere tijd uit eigen ervaring heb leren kennen. Ik heb verklaringen afgelegd over uiteenlopende aspecten van nieuwe religies voor het Amerikaanse Congres, de wetgevende macht van Ohio, New York, Illinois en Kansas. Ik heb lezingen over het onderwerp nieuwe religies gegeven aan opleidingsinstituten, universiteiten en congressen in de Verenigde Staten, Japan, China en in Europa.

Vanaf 1976 heb ik een grondige studie gemaakt van de Scientology Kerk. Ik heb in voldoende mate kennis genomen van de uitgebreide reeks publicaties van Scientology (haar geschriften) om inzicht te krijgen in de hierin verwoorde opvattingen. Ik heb Scientology kerken bezocht in Toronto; St. Louis; Portland, Oregon; Clearwater, Florida; Los Angeles en Parijs, waar ik mijzelf vertrouwd heb gemaakt met de dagelijkse gang van zaken binnen de kerk. Ik heb ook een groot aantal leden van de Scientology Kerk geïnterviewd. Bovendien ben ik op de hoogte van de inhoud van de meeste publicaties over Scientology, variërend van objectieve wetenschappelijke verhandelingen tot journalistieke berichtgeving, zowel in positieve als negatieve zin.

Als wetenschapper in vergelijkende religies ga ik uit van de stelling, dat drie eigenschappen of kenmerken, die in alle godsdiensten ter wereld voorkomen, bepalend zijn voor de vaststelling of een beweging of groepering als religie of als kerk kan worden aangemerkt. Deze drie kenmerken wil ik als volgt definiëren:

(a) Ten eerste moet een religie uit een stelsel van geloofsovertuigingen of -beginselen bestaan die de gelovigen verbinden met de ultieme zin van het leven (God, het Opperwezen, het Innerlijke Licht, het Oneindige, enz.).

(b) Ten tweede moet het stelsel van geloofsovertuigingen leiden tot religieuze praktijken die kunnen worden onderverdeeld in (1) gedragsnormen (positieve geboden en negatieve verboden of taboes) en (2) riten, ceremoniën, handelingen en andere vieringen (sacramenten, wijding, wijding als geestelijke, preken, gebeden, begrafenissen, huwelijken, meditatie, reiniging, studie van de geschriften, zegeningen, enz.).

(c) Ten derde moet het stelsel van geloofsovertuigingen en gebruiken een groep gelovigen samenbrengen om zo een herkenbare gemeenschap te vormen met een hiërarchische of congregationalistische bestuursvorm, die zich kenmerkt door een spirituele levenswijze die in harmonie is met de ultieme zin van het leven zoals die door de aanhangers wordt ervaren.

Niet bij alle religies wegen deze kenmerken even zwaar maar ze zijn wel bij alle religies op dezelfde manier of in zekere mate aantoonbaar aanwezig.

Op basis van deze drie kenmerken en op basis van mijn onderzoek naar de Scientology Kerk, kan ik zonder aarzeling verklaren dat de Scientology Kerk een bonafide religie is. Het bevat alle essentiële kenmerken van alle bekende religies in de wereld: (1) een goed gedefinieerd stelsel van geloofsovertuigingen, (2) dat uitmondt in religieuze gebruiken (positieve en negatieve normen voor gedrag, religieuze riten, ceremoniën, handelingen en plechtigheden) en (3) dat een herkenbare, religieuze gemeenschap van gelovigen ondersteunt die zich onderscheidt van andere religieuze gemeenschappen.

II. Stelsel van Geloofsovertuigingen
DOWNLOAD HET WITBOEK