I. Inleiding

Wat is de definitie van een religie? Zelfs geaccepteerde (niet alle politieke structuren erkennen religies) en traditionele, gevestigde religies zetten vaak vraagtekens bij hun oorsprong, in een poging te bewijzen dat ze echt de enige ware religie zijn. Iedereen die zegt: “Mijn meester is de grootste incarnatie van God, of de enige verlichte meester”, is ongetwijfeld dom. De maatstaf voor het beoordelen van de geheel verlichte spirituele leiders is alleen maar in het bezit van geheel verlichte volgelingen. Een verlichte volgeling is geheel loyaal aan zijn meester, de leraar of goeroe die hem de weg toonde naar verlichting, maar zal altijd andere avatars en meesters respecteren.1

“In het westen zijn in de loop der jaren zoveel verschillende definities [van religie] gevormd dat zelfs een gedeeltelijke opsomming ervan onpraktisch is”, zo zegt de Encyclopedia of Religion Mircea Eliade, Macmillan, Londen/New York: 1986,pag. 283). Ik moet daarom tevreden zijn met een aantal kenmerken van religieuze ervaring en de wetenschap dat religies een diepe culturele en sociale basis hebben.

In de meest algemene context, is religie de zoektocht van de mens naar een verband met het “spirituele” – in feite een éénwording – die vaak verering inhoudt of daartoe leidt.

Voor christenen betekent dit een terugkeer naar de tijd van vóór de “val van de mens”, wat ze geloven dat mogelijk is door de Zoon van God, Jezus Christus. Met andere woorden: religie (Jezus) verenigt, en is een symbool voor eenheid met God en de mens. Een belangrijk probleem van religie is echter dat de theologen van elke religie haar anders zien. Er kan gezegd worden dat religie verenigt en theologie verdeelt. Theologie is echter nodig om religie en religies te begrijpen.

In zijn boek Das Heilige, definieert Rudolf Otto (1869–1937) de kern van religieus bewustzijn als ontzag, een unieke vrees, een unieke mix van angst en fascinatie voor het goddelijke. Na aanhaling van vele ervaringen, uit India, Marokko en zijn eigen land, concludeerde hij dat de mens, alle mensen, van tijd tot tijd de “geheel andere zijndheid” erkennen.

Mircea Eliade (1907–86) voegt daaraan toe dat kennis over God niet beperkt is tot ervaring. Deze wordt overal ter wereld geïllustreerd door symbolen en rituelen. Symbolen, rituelen en ervaringen lopen uit op een zoektocht naar waarom de mens handelt zoals hij dat doet. Symbolen en rituelen zijn geworteld in de mythologie.

Met deze definities in gedachten, gebruik ik daarom twee algemene stellingen over de belangrijkste kenmerken van een religie. Eén ervan wordt door Dr. Rainer Flashe (Marburg) genoemd op pag. 27 in “Acta Comparanda II” (Antwerpen 1987): “Met een nieuwe religie bedoelen we een religieuze beweging die gecentraliseerd is rond een nieuwe doctrine, een nieuwe cult, en een nieuwe gemeenschap die door deze twee factoren gevestigd is.”

De tweede stelling of definitie neem ik van Dr. W. Lutjeharm (Brussel) van de Hernhutter religie in een studie over Zinzendorf en het goddelijke, die bewijst dat alle religies een product van evolutie zijn (Brusselse Theologische Studies, Nr. 1, 1976, pag. 6): Zodra een groep mensen samenkomt als gevolg van een gezamenlijke ervaring en verering, dan is er sprake van religie. Wanneer ze – deze groep – hiervan een gewoonte maakt, kunnen we spreken van een concrete religie, Religionsanstalt. Wanneer iemand de leiding neemt, de leider wordt, en de mensen vertelt dat ze op dezelfde manier moeten handelen, dan is het een gezindte of een sekte. En als iemand het anders wil doen, dan kan hij een nieuwe sekte beginnen. Op die manieren vereren alle mensen het Wezen “das uns so einen Schauer macht”.

In een religie kunnen we dus verwachten een verband of éénwording met het spirituele en het transcendentale te vinden; een doctrine en gebruiken, evenals symbolen, rituelen en ervaringen die verband houden met dit transcendentale gebied; en een gemeenschap om dergelijke geloofsovertuigingen en gebruiken heen.

II. Het Observeren van Scientology
DOWNLOAD HET WITBOEK