De vrijheid om uiting te geven aan religie of overtuiging door erediensten, naleving, beoefening, en onderwijs omvat een breed en divers scala van handelingen die worden beschermd voor zowel individuen als religieuze gemeenschappen. De associatie van deze handelingen met religie of overtuiging moet per geval worden beoordeeld. [12]
De volgende uitingen van religie representeren godsdienstige handelingen die internationaal erkend worden als vallend onder de reikwijdte en de bescherming van religieuze vrijheid. Dergelijke handelingen worden gerekend tot, maar zijn niet beperkt tot, de volgende vrijheden:
- Erediensten houden of samenkomen in verband met een religie of overtuiging, en om plaatsen voor deze doeleinden te verwezenlijken en te onderhouden;
- Het in het leven roepen en het in stand houden van religieuze, liefdadigheids- of humanitaire instellingen;
- Het in adequate hoeveelheden maken, verwerven en gebruiken van de benodigde artikelen en materialen die verband houden met de riten of gewoonten van een religie of overtuiging;
- Het schrijven, publiceren en verspreiden van relevante publicaties;
- Het onderwijzen van een religie of overtuiging in plaatsen die geschikt zijn voor deze doeleinden;
- Het werven en ontvangen van vrijwillige financiële en andere bijdragen;
- Het trainen, aanstellen of kiezen van leiders, geestelijken en leraren zoals die passen bij de eisen en standaards van welke religie of overtuiging dan ook;
- Het in acht nemen van rustdagen en vakanties en ceremoniën te vieren in overeenstemming met de leefregels van iemands religie of overtuiging;
- Het vrijuit communiceren met andere mensen en gemeenschappen over zaken van religie en overtuiging op nationaal en internationaal niveau. [13]
Het concept van verering strekt zich uit tot rituele en ceremoniële handelingen die het geloof direct tot uitdrukking brengen alsook verschillende praktijken van essentieel belang voor zulke handelingen, waaronder het bouwen van plaatsen voor erediensten, het gebruik van rituele procedures, religieuze kunstwerken en voorwerpen, en het tentoonstellen van symbolen.
Het naleven en beoefenen van religie of overtuiging gaat verder dan alleen ceremoniële handelingen, zoals het volgen van de vereisten van een bepaald dieet, het dragen van herkenbare kledij of het bedekken van bepaalde lichaamsdelen, deelname aan rituelen geassocieerd met bepaalde stadia van het leven, en het gebruik van een bepaalde taal volgens de gewoonten van een groep. Daar wordt aan toegevoegd dat het beoefenen en onderwijzen van de religie of overtuiging handelingen omvat die noodzakelijk zijn voor het gedrag van religieuze groepen voor hun fundamentele zaken, zoals de vrijheid om seminaries of religieuze scholen op te richten en de vrijheid religieuze teksten of andere publicaties voor te bereiden en te distribueren. [14]
De vrijheid om uiting te geven aan religie of overtuiging omvat ook het recht om op een vreedzame manier iemands religie of overtuiging met anderen te delen, zonder dat de goedkeuring van de Staat of een andere religieuze gemeenschap daarvoor vereist is. Iedere beperking van de vrijheid om uiting te geven aan religie of overtuiging, moet een uitzondering zijn overeenkomstig de internationale normen. [15]
Rechten van Religieuze Minderheden
Elke religie is ergens wel een religieuze minderheid. Vrijheid van religie of overtuiging brengt ook het schenken van de nodige aandacht en respect voor personen die behoren tot religieuze minderheden met zich mee. Deze mensen hebben het recht om te genieten van hun eigen cultuur, vrijelijk en zonder enige inmenging of welke vorm van discriminatie dan ook hun eigen religie te belijden en te praktiseren en hun eigen taal te gebruiken, zowel privé als in het openbaar. Staten moeten daarom het bestaan en de religieuze identiteit van de minderheden beschermen binnen hun gebied en situaties aan te moedigen voor het bevorderen van die identiteit.
Rechten van Ouders en Kinderen
De geschiedenis en cultuur van de beschaving weerspiegelen een sterke traditie van ouderlijke zorg voor het grootbrengen en de scholing van hun kinderen. Deze primaire rol van de ouders bij het grootbrengen van hun kinderen is nu buiten kijf vastgesteld als een blijvend universeel recht. [16]
De internationale mensenrechtenwetgeving is ondubbelzinnig over het recht van ouders om hun kinderen op te voeden in overeenstemming met hun religie of overtuiging. Het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten eisen van de Staten om respect te hebben voor de vrijheid van ouders, en, indien van toepassing, van voogden, om ervoor te zorgen dat de religieuze en morele opvoeding van hun kinderen in overeenstemming is met hun eigen overtuigingen. [17]
Kinderen genieten het recht op toegang tot onderwijs in religie of overtuiging, in overeenstemming met de wensen van hun ouders of voogden. Omgekeerd geldt dat ze niet tegen de wil van hun ouders of voogden kunnen worden gedwongen om onderwijs te krijgen op basis van religie of overtuiging, waarbij de belangen van het kind voorop staan. [18]
Bij het uitoefenen van enige functies die de Staat op zich neemt met betrekking tot onderwijs en scholing, moet de Staat het recht van ouders respecteren door onderwijs en scholing mogelijk te maken die in overeenstemming zijn met de religies en filosofische overtuigingen van de ouders. [19] Gedwongen deelname van kinderen van religieuze minderheden in religieuze scholing van een heersend geloof of in cursussen die bedoeld zijn om ze tegen hun specifieke religie of overtuiging te indoctrineren is niet toegestaan.
Onder druk van de internationale mensenrechtenwetgeving, zijn Staten verplicht om niet alleen de vrijheid van religie of overtuiging te respecteren, maar ook bescherming te bieden tegen ongepaste inmenging van derden. Daarnaast moeten Staten een sfeer van tolerantie en waardering van de religieuze diversiteit in scholen bevorderen. Het onderwijs op scholen kan en moet bijdragen aan de eliminatie van de negatieve stereotypen die veelvuldig de relatie tussen gemeenschappen vergiftigen en die in het bijzonder kwalijke gevolgen hebben voor religieuze minderheden. [20]
[12] Algemene Opmerking 22, ¶ 4 van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties, de Richtlijnen binnen de Europese Unie voor het Bevorderen en Beschermen van Vrijheid van Godsdienst of Overtuiging, ¶ 13.
[13] 1981 Verklaring van de VN inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Intolerantie en Discriminatie op Basis van Religie of Overtuiging, Artikel 6.
[14] Algemene Opmerking 22, ¶ 4 van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties.
[15] Richtlijnen binnen de Europese Unie voor het Bevorderen en Beschermen van Vrijheid van Godsdienst of Overtuiging, ¶ 40.
[16] Zie bijvoorbeeld, Wisconsin v. Yoder, 406 VS 205, 1972.
[17] Artikel 18(4), Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten; Art. 13(3), Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, van de International Bill of Human Rights.
[18] 1981 Verklaring van de VN inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Intolerantie en Discriminatie op Basis van Religie of Overtuiging, Artikel 5, Verdrag inzake de Rechten van het kind, Artikel 14(2), Richtlijnen voor Herziening van de wetgeving met betrekking tot religie of overtuiging, voorbereid door het OVSE/ODIHR Panel van Experts in Vrijheid van Religie in Overleg met de Commissie van Venetië op 13.
[19] Europese Conventie over Mensenrechten Protocol Nr. 1, Artikel 2, Handboek op Europese
[20] Rapport van de Speciale VN Rapporteur voor Vrijheid van godsdienst of overtuiging, ¶ 27-29, HRC 16/53, 15 december 2010.