Beperkingen Strikt geïnterpreteerd

In tegenstelling tot de onvoorwaardelijke en het absolute recht tot religie of overtuiging, kan de vrijheid om uiting te geven aan religie of overtuiging door erediensten, naleving, beoefening, en onderwijs onderhevig zijn aan beperkingen van de Staat, maar “alleen aan die beperkingen welke worden voorgeschreven door de wet en noodzakelijk zijn voor de bescherming van de veiligheid, orde, gezondheid of goede zeden of de fundamentele rechten en vrijheden van anderen”.[38] Beperkingen voor enige andere reden, zoals de nationale veiligheid, zijn verboden.

Deze beperkingen worden strikt geïnterpreteerd onder strenge internationale normen. Staten moeten handelen op basis van hun verplichting het gegarandeerde recht op religieuze vrijheid te beschermen, waaronder het recht op gelijkheid en geen discriminatie. Beperkingen moeten worden vastgesteld per de wet en mogen niet worden toegepast op een manier die het recht op religieuze vrijheid ondermijnt.

Het Mensenrechtencomité en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben ambtenaren geïnstrueerd “neutraal en onpartijdig te blijven” aangaande religieuze zaken en deze zijn afkerig geweest om beperkingen ten aanzien van religie te accepteren en hebben alle omstreden handelingen “strikt en nauwkeurig” onderzocht.[39] Beperkingen kunnen worden toegepast, maar alleen voor die doeleinden waarvoor ze waren ontworpen, ze moeten direct verband houden met en evenredig zijn aan de specifieke behoefte waarvoor ze werden ontworpen. Beperkingen mogen niet worden opgelegd voor discriminerende doeleinden of op een discriminerende wijze worden toegepast. Alle beperkingen op de vrijheid van het tot uiting brengen van een religie of overtuiging omwille van het beschermen van normen en waarden mogen niet gebaseerd worden op principes van alleen maar een enkele traditie. [40]

[38] Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, Artikel 18 (3), de Europese Conventie over Mensenrechten, Artikel 9 (2).

[39] Manoussakis en Anderen v. Griekenland, (59/1995/565/651), 26 september 1996, ¶ 44; Algemene Opmerking 22, ¶ 8 van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties.

[40] Algemene Opmerking 22, ¶ 8 van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties, Metropolitaanse kerk van Bessarabia en Anderen v. Moldavië, (App. 45701), 2001.

XVII. Groeiende Sociale Vijandigheid jegens Religie in de Media
DOWNLOAD PDF