V. Religieuze Ethiek

Alle religies ontwikkelen ethische regels, ethische standaards en ethische waarden die leidend zijn voor het gedrag in de dagelijkse, gewone situaties en omstandigheden van het persoonlijke en sociale leven. De Scientology Kerk heeft ook een religieus ethieksysteem. In een reeks ethische codes zijn richtlijnen voor gedrag geformuleerd: De Code van een Scientoloog schetst de basisprincipes van moreel gedrag; de Auditor’s Code voorziet in een ethische gids voor de pastorale praktijk die het gedrag van Scientology geestelijken regelt; en de Erecode geeft ethische idealen weer waar alle scientologen naar kunnen streven. Deze codes regelen niet alleen persoonlijk gedrag, maar worden ook gezien als de basis voor een sociale transformatie die een wereld zonder krankzinnigheid, criminaliteit of oorlog in het vooruitzicht stelt.

Aan deze ethische codes ligt echter een specifieke benadering van religieuze ethiek ten grondslag waarin ethisch gedrag wordt beschouwd als een integraal onderdeel van spirituele groei. Ethisch gedrag wordt beschouwd als een direct gevolg van vooruitgang op de brug naar spirituele bevrijding. In dit opzicht is ethiek daarom nauw verbonden met alle religieuze overtuigingen en rituele praktijken van de Scientology Kerk.

Aannemend dat menselijke wezens van nature goed zijn, erkennen scientologen ook dat ze kwaad kunnen doen. De boosaardige daden die menselijke wezens begaan, worden echter gezien als afwijkingen van de aangeboren goedheid van de menselijke aard. Vanuit dit gezichtspunt is de centrale ethische noodzaak van Scientology het corrigeren van ethische afwijkingen en de oorspronkelijke goedheid van de menselijke geest herstellen. Religieuze ethiek wordt in wezen een kwestie van de oorspronkelijke conditie van ethische harmonie herstellen.

Aannemend dat menselijke wezens van nature goed zijn, erkennen scientologen ook dat ze kwaad kunnen doen. De boosaardige daden die menselijke wezens begaan, worden echter gezien als afwijkingen van de aangeboren goedheid van de menselijke aard. Vanuit dit gezichtspunt is de centrale ethische noodzaak van Scientology het corrigeren van ethische afwijkingen en de oorspronkelijke goedheid van de menselijke geest herstellen.

In de geschiedenis van religies, hebben religieuze ethieksystemen zich niet alleen op bepaalde daden gericht. Ze hebben niet alleen bepaalde daden verboden, zoals liegen, diefstal of moord en andere voorgeschreven. In plaats daarvan heeft religieuze ethiek zich gericht op wat gemoedsgesteldheden van verlangen genoemd kunnen worden. In de traditie van het christendom formuleerden middeleeuwse theologen bijvoorbeeld een standaardlijst van de Zeven Doodzonden trots, boosheid, lust, luiheid, begeerte, gulzigheid en jaloersheid. Deze zonden betroffen echter geen speciale handelingen; ze waren gemoedsgesteldheden van verlangen die menselijke wezens van God wegleidden. Zoals de Italiaanse dichter Dante Alighieri in zijn Goddelijke Komedie, verklaarde, waren deze zonden zeven verschillende vormen van dezelfde “verkeerd gerichte liefde”.24 Volgens Dante vervreemde verkeerd gericht verlangen menselijke wezens van de goddelijke liefde die de hemelse harmonie van de hemelse sferen orkestreerde. Religieuze ethiek hing daarom helemaal af van het transformeren van spirituele dissonantie in spirituele harmonie.

De boeddhistische ethiek heeft op gelijke wijze de Drie Doodzonden vastgesteld: de emoties van lust, begeerte en boosheid die ook als vormen van verlangen gezien kunnen worden. In dit geval is verkeerd gericht verlangen niet in harmonie met de zuiverheid en vrijheid van de boeddhistische aard. Zowel de christelijke als de boeddhistische tradities hebben religieuze ethiek daarom gezien als een kwestie van de menselijke verlangens in harmonie brengen met een spiritueel ideaal.25

De ethiek van Scientology is gebaseerd op eenzelfde analyse van de relatie tussen dissonantie en harmonie in menselijke gemoedsgesteldheden van verlangen. Deze ethische analyse wordt het duidelijkst geformuleerd in de Toonschaal. Op een schaal van nul tot veertig worden op de Toonschaal de spirituele gemoedsgesteldheden in kaart gebracht waar verschillende handelingen uit voortkomen. Onderaan de schaal zijn de zeer lage gemoedsgesteldheden van verlangen apathie, wanhoop zo dicht bij de dood, dat ze geen basis voor ethisch handelen bieden. Een beetje hoger belemmeren de gemoedsgesteldheden, zoals angst, boosheid en vijandigheid de vrijheid die nodig is om een ethisch leven te leiden. In het volgende gebied blijkt vooruitgang op de schaal uit het gaan van conservatisme door sterke interesse in het leven heen naar een staat van opgewektheid. Nu wordt ethisch gedrag mogelijk. De ruimte voor ethisch handelen, neemt echter exponentieel toe naarmate de schaal omhoog gaat door gemoedsgesteldheden van enthousiasme, esthetische deelname en uitbundigheid heen om dan aan te komen bij de hogere niveaus die de bron van alle handelingen en de opperste Sereniteit van Zijn weergeven.

De Toonschaal biedt daarom termen om de relatieve dissonantie of harmonie van menselijke gemoedsgesteldheden van verlangen te beoordelen ten opzichte van de spirituele idealen van Scientology. Zoals L. Ron Hubbard het zei: “Naarmate men de Toonschaal afdaalt, zou men kunnen zeggen dat er een steeds grotere dissonantie in theta geïntroduceerd wordt. ...” “Naar analogie van de muziek zou men kunnen zeggen dat de toon een steeds minder zuivere en harmonieuze vibratie werd en zelf steeds valser werd.”26 In de religieuze ethiek van Scientology hangt ethisch handelen daarom af van het herstellen van de menselijke geest in zijn oorspronkelijke staat van spirituele harmonie.

VI. Religieuze Ervaring
DOWNLOAD HET WITBOEK