VII.I. De Ontwikkeling van Scientologische Opvattingen – Eerdere Levens
Al vanaf halverwege de jaren 50 was Hubbard van mening dat eerdere levens van belang konden zijn ter verklaring van de problemen van de mens. De stichting die hij in Elizabeth, New Jersey oprichtte, wijdde zich in die tijd aan het bestuderen van het eventuele nut dat het “terugroepen” van “de omstandigheden van sterven in eerdere reïncarnaties” zou kunnen hebben. [Joseph A. Winter, A Doctor’s Report on Dianetics: Theory and Therapy, New York: 1951, pag. 189]. Deze belangstelling ontwikkelde zich tot een vaste overtuiging dat schadelijke ervaringen in eerdere levens (evenals in het vroege leven) “engrammen” lieten ontstaan (engrammen zijn indrukken of mentale beeldplaatjes, die het reactieve verstand vormen; deze zijn geassocieerd met pijn en bewusteloosheid en veroorzaken ziekten, remmingen en vandaaruit irrationeel gedrag). Dianetics en Scientology moesten dus worden uitgebreid om deze engrammen te verwijderen, evenals de engrammen die door vroege ervaringen in iemands huidige leven zijn ontstaan.
VII.II. De Ontwikkeling van Scientologische
Opvattingen – Van Dianetics tot Scientology
Deze verstoring van het mentale leven werd op een ander niveau omschreven als dat theta, het universum van het denken, “geënturbuleerd” was geraakt door MERT. Auditing was ervoor bedoeld om theta van deze hindernis te bevrijden. De definitie van theta werd in 1951 verfijnd en omschreven als “levensenergie, élan vital, het spirituele wezen en de ziel” [in De Wetenschap van het Voortbestaan, I, pag. 4]. Er zou gesteld kunnen worden dat Hubbard's systeem van geloofsovertuigingen op dat moment uitgroeide tot een systeem voor zielsgenezing. Deze ontwikkeling werd nog duidelijker toen Hubbard in 1952 Scientology introduceerde. In dit nieuwe, uitgebreide en meer omvattende geloofssysteem werd Dianetics ondergebracht, waardoor Dianetics een vollediger verwoorde metafysische logica kreeg. Theta werd nu thetan, waardoor de overeenkomst met de ziel een meer uitgesproken karakter kreeg en de religieuze dimensie van het systeem duidelijker werd. De thetan werd beschouwd als de essentiële identiteit van het individu, de persoon zelf (dat, wat zich ervan bewust is bewust te zijn). Nu had de theorie een metafysische verantwoording voor de verlossing: de thetan moest worden vrijgemaakt van de nadelige effecten van vorige levens, (eerdere bewoningen van menselijke lichamen).
VII.III. De Ontwikkeling van Scientologische
Opvattingen – Thetan en Lichaam
Het individu kan niet spreken over “mijn thetan”, aangezien het individu in wezen de thetan is die een lichaam bewoont; in die zin wordt de thetan als nog belangrijker gezien dan de ziel in de conventionele christelijke betekenis. De thetan betreedt een lichaam (tijdens, na of zelfs vóór de geboorte) op zoek naar identiteit. Wat dat betreft vertoont Scientology enige overeenkomst met de boeddhistische reïncarnatietheorie. Met zijn schets van de wijze waarop thetans het lichaam betreden, is Hubbard echter duidelijker en nauwkeuriger dan alle boeddhistische geschriften.
VII.IV. Nabije en Verre Verlossing
De eerste doelstelling van Scientology auditing is het vrijmaken van de thetan uit de beperkingen van het reactieve verstand; het uiteindelijke doel is het rehabiliteren van de thetan zodat hij in een stabiele staat komt, waar hij niet langer een reactief verstand heeft. Naargelang hij zich in toenemende mate identificeert met het gezin, de groep, de mensheid, het dierenrijk, het universum, spirituele staten en oneindigheid of God, verplaatst hij zich van het nabije en directe doel van zijn eigen voortbestaan (de 1e drijfveer) naar een voortdurend groeiend inzicht in de mogelijkheden van verlossing. Via het doorlopen van deze acht drijfveren is het uiteindelijke doel van de thetan het verkrijgen van een soort goddelijke hoedanigheid die scientologen “Volledige OT” of “Oorspronkelijke Staat” noemen.
VII.V. De Verlossing van Scientology
Deze gang van zaken is op zich al een verlossing, een doctrine van redding. Als het lijkt of de uiteindelijke staat meer is dan de verlossing waar gewoonlijk in het christendom over wordt gesproken, dan komt dat omdat de term doorgaans betrekking heeft op de redding die nabij is, in plaats van in de verre toekomst. Ook het christendom heeft de opvatting van de mens als mede-erfgenaam met Christus, hoewel zowel de kerk als de leken vaak tevreden zijn met het beperktere vooruitzicht van de ziel die uiteindelijk in de hemel komt. Toch wordt bij sommige bewegingen – zoals bijvoorbeeld het mormonisme – gesteld dat de mens de status van godheid bereikt. Weliswaar wordt verlossing in Scientology op een andere manier bereikt, maar de lange termijngedachte van het redden van de ziel is gemakkelijk herkenbaar in haar leerstellingen. In de toepassing worden de nabije doelstellingen benadrukt: het garanderen van de geestelijke gezondheid en het genezen van psychische stoornissen, zoals hulp bij het overwinnen van een depressie, maar het uitgangspunt is de hierboven weergegeven verlossing.
VII.VI. Overeenkomsten
met het Boeddhisme en de Sankhya-school
De mechanismen van het leven, zoals omschreven door Scientology, vertonen veel overeenkomsten met de wijze waarop zowel het boeddhisme als de sankhya-school van het hindoeïsme deze kenschetst. De ophoping van een reactieve bank in het verstand lijkt enigszins op het idee van karma. De opvatting over eerdere levens heeft veel gemeen met de reïncarnatietheorieën in oosterse religies. De gedachte van toegang krijgen tot bewustzijnsniveaus die wordt aangetroffen in yoga (de yoga-school is nauw verbonden met die van sankhya); men gelooft dat de yogi in staat is bovennatuurlijke kracht te verkrijgen.
VII.VII. Verlossing als Wereldomvattende
en als Individuele Mogelijkheid
Het uiteindelijke vooruitzicht op verlossing van de thetan behelst de opvatting over het voortbestaan van de mensheid, het dierenrijk en het materiële universum door middel van Scientology. Dit element van betrokkenheid met samenleving en kosmos bestaat in Scientology zeer zeker. Het idee van het “zuiveren van de planeet” (door middel van het maken van “Clears”- mensen die bevrijd zijn van hun reactieve verstand) is als doelstelling naar voren gebracht. Soms heeft Hubbard echter het accent verschoven en schreef “Scientology is niet geïnteresseerd in het ‘redden van de wereld’, maar wil wel een bekwaam individu nóg bekwamer maken door hem met een nauwkeurige technologie te laten kijken naar het individu zelf, dat de geest is”. De Aard van Scientology, 1968, pag. 5.] Hier kan echter worden benadrukt, dat de redding van de wereld afhankelijk is van de redding van individuele thetans – overigens een typisch evangelisch accent.
VII.VIII. Moraliteit in Scientology
Soms wordt gesuggereerd dat een kenmerk van religie het voorschrijven van een morele code is, hoewel de naleving ervan van religie tot religie echter behoorlijk uiteenloopt. Scientology begon met de algemene doelstellingen om het potentieel van het individu te vergroten. Door haar nadruk op vrijheid, is er sprake van een tolerantere benadering van moraliteit dan die wordt aangetroffen bij de traditionele christelijke kerken. Vanaf de eerste uiteenzettingen van Dianetics, maakte Hubbard echter duidelijk dat het individu verantwoordelijk is voor zijn eigen beperkingen, dat een thetan fundamenteel goed was, dat zijn eigen kracht zou verminderen, als hij door zou gaan met het verrichten van schadelijke handelingen. De nadruk van auditing is ook dat van het individu wordt geëist dat hij problemen onder ogen ziet en de verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen welzijn. Hij moet zich bewust worden van de “overts” (schadelijke handelingen) die hij zowel in zijn huidige als in zijn eerdere levens heeft begaan.
Het voortbestaan, als opvatting van Scientology, komt overeen met de algemene functie van alle religies – namelijk verlossing. Ethisch handelen, dat als rationeel gedrag wordt beschouwd, draagt aan deze doelstelling bij.
In een belangrijke publicatie, Inleiding tot de Ethiek van Scientology, zette Hubbard de ethische maatstaven uiteen die van een scientoloog worden verlangd en maakte duidelijk dat ethisch gedrag essentieel is voor het geloof. Het doel van het individu is voortbestaan – dat wil zeggen, het voortbestaan op alle acht drijfveren, van zorg voor zichzelf en de familie tot de zorg voor de drang tot voortbestaan als oneindigheid, de zogenoemde Godsdrijfveer [zie hoofdstuk VI.IX]. Het voortbestaan, als opvatting van Scientology, komt overeen met de algemene functie van alle religies – namelijk verlossing. Ethisch handelen, dat als rationeel gedrag wordt beschouwd, draagt aan deze doelstelling bij. Hubbard legde dus de nadruk op de behoefte van het individu om ethische normen toe te passen op zijn gedrag en zich rationeel te gedragen, wil hij zijn eigen verlossing bewerkstelligen en bijdragen aan die van de gehele mensheid. Enigszins overeenkomstig met de boeddhistische plicht om uit eigen belang goede daden te verrichten als een manier om het toekomstige karma te verbeteren, wordt van een scientoloog geëist om zich rationeel – dat wil zeggen ethisch – te gedragen in het verwerven van het voortbestaan voor zichzelf en de grotere gebieden van de acht drijfveren. Hubbard schreef: “Ethiek bestaat uit de maatregelen die iemand neemt ten opzichte van zichzelf om op alle drijfveren optimaal voortbestaan te bereiken voor zichzelf en anderen. Ethische daden zijn daden die het voortbestaan bevorderen. Zonder toepassing van ethiek zullen we niet voortbestaan”
In 1981 formuleerde Hubbard een aantal morele beginselen die op het gezonde verstand waren gebaseerd. Het boekje, waarin hij ze had vermeld, omschreef hij als “een individueel werk... het maakt geen deel uit van enige religieuze leer”. De bedoeling was dat deze regels wijd zouden worden verspreid, als oplossing voor het afnemende normbesef in de moderne samenleving. Scientologen namen deze principes echter over als onderdeel van de religie. Voor een groot deel weerklinken in deze code zowel de Tien Geboden als andere voorschriften uit de christelijke moraal, uitgedrukt in moderne taal en met toevoeging van sociale, functionele en pragmatische rechtvaardiging voor veel van de principes die naar voren worden gebracht. De code verbiedt het plegen van moord; diefstal; onoprechtheid, alle onwettige handelingen en het berokkenen van schade aan goedwillende mensen. Tevens wordt onder andere geëist dat mensen geen overspel plegen, respect hebben voor ouders, kinderen behulpzaam zijn, zelfbeheersing tonen, de juiste regeringsvorm ondersteunen, hun verplichtingen nakomen, eerbied hebben voor de religieuze opvattingen van anderen, zorg dragen voor gezondheid en het milieu, ijverig en bekwaam zijn. De code bevat, zowel in negatieve als in positieve bewoordingen, een versie van de gouden regel die vaak in de christelijke tradities weergegeven wordt als “Doe anderen niet aan, wat u niet wilt dat zij u aandoen”. De lezer van het boekje wordt aangespoord een exemplaar aan iedereen te geven, van wie het geluk en voortbestaan hem ter harte gaan.
VII.IX. De Religieuze Aanspraken van Scientology
Ondanks de verschillende religieuze aspecten die hiervoor zijn beschreven, liet Scientology aanvankelijk geen rechten gelden op de benaming religie. Zelfs toen in 1954 drie kerken werden gevestigd voor Scientology (onder verschillende titels), was de religieuze inhoud van de leer nog steeds niet volledig onderzocht. Hubbard verzekerde echter dat Scientology religieuze doelstellingen had. Hij schreef: “Scientology heeft het doel van religie volbracht zoals dat in de gehele gedocumenteerde geschiedenis van de mens tot uitdrukking is gebracht: het bevrijden van de ziel door wijsheid. Het is een veel intellectuelere religie dan het Westen tot zelfs in 1950 heeft gekend. Als wij, zonder therapie, eenvoudigweg onze waarheden zouden onderwijzen, zouden we in een barbaars Westen beschaving brengen.” [Het Ontwikkelen van Menselijke Vermogens, pag. 417]. Ongetwijfeld beschouwde Hubbard het christendom in sommige opzichten minder vergevorderd dan het boeddhisme, gelet op zijn omschrijving van het Laatste Oordeel als “...een soort barbaarse interpretatie van waar Gautama Boeddha het over had: de bevrijding van de ziel uit de cyclus van geboorte en dood” [Phoenix lezingen, 1968, pag. 29–30]. Scientology zelf was een religie “in de oudste en ruimste zin” [idem pag. 35]. In De Aard van Scientology, 1968, beklemtoonde Hubbard enkele van deze vroegere standpunten. Volgens hem maakten de Veda’s, Tao, Boeddha, de Hebreeërs, Jezus evenals een aantal filosofen, deel uit van de achtergrond van Scientology. Scientology “had de eerste religieuze technologie geleverd om de overstelpende achterstand aan spirituele veronachtzaming te overwinnen”
VII.X. L. Ron Hubbard als Religieus Leider
Over de grondleggers van religieuze bewegingen wordt vaak gezegd (is het niet door hun volgelingen, dan wel door henzelf) dat zij speciale openbaringen hebben ontvangen waarin zich een opperwezen kenbaar maakt. Dit profetische karakter van religieus leiderschap is kenmerkend voor bewegingen in de algemene joods-christelijke-islamitische traditie. In de hindoeïstische en boeddhistische traditie wordt de religieuze leider echter meer beschouwd als een leermeester, die zijn volgelingen wijst op het voordeel dat ze kunnen hebben als ze dezelfde weg naar verlichting volgen die hij zelf ook is gegaan. Hubbard voldoet veel meer aan deze laatste omschrijving. Hij wordt voorgesteld als een leermeester die in plaats van religieuze waarheden geopenbaard te hebben gekregen, de ontdekking wordt toegeschreven van wetenschappelijke onderzoeksresultaten die bepaalde therapieën aangeven en een metafysisch kennisstelsel, dat de hogere staat van zijn van de mens en zijn uiteindelijke bestemming verklaart. Het huidige Scientologische materiaal presenteert een beeld van Hubbard als genie. Deze stijl lijkt veel op die welke we tegenkomen in lovende biografieën, die veelal geschreven zijn met de bedoeling de reputatie van profeten, goeroes en oprichters van religieuze bewegingen te vergroten en hun unieke ervaringen toe te juichen. [bijvoorbeeld, Wat is Scientology? pag. 83–137]. In de christelijke traditie zien we dit bijvoorbeeld terug bij Mary Baker Eddy, de stichtster van christian science en bij de leiders van de verschillende new thought-bewegingen aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw.
VII.XI. Religie en Kerkorganisatie
Het is volstrekt onnodig dat een religie of een religieus systeem zich als een kerk gaat organiseren. De spirituele kenmerken van Scientology waren al duidelijk voordat de beweging zich als kerk liet registreren. Al deze kenmerken samen rechtvaardigen zeker de aanmerking van het stelsel van geloofsovertuigingen van Scientology als een religie, maar zelfs als de organisatie van een kerk een criterium voor een religie was, dan voldoet Scientology hieraan. In de jaren 50 werd de kerk als rechtspersoon erkend en werd een credo afgekondigd. Ook werd de uiterlijke vorm van bepaalde ceremoniën vastgesteld. Het Credo en de ceremoniën formaliseerden de overtuigingen die het systeem van geloofsovertuigingen van Scientology bevatte. De kerkelijke structuur van Scientology is hiërarchisch, wat een weerspiegeling is van het trapsgewijze leersysteem en de vereiste spirituele verlichting om haar leerstellingen onder de knie te krijgen. Organisaties op het lagere niveau worden geleid als missies, bedoeld als evangelisatie-agentschappen. De kerken op dit niveau houden zich bezig met de basisopleiding van geestelijken, die tot hun wijding leidt, en dienen plaatselijke congregaties van “parochie” leden. Dit netwerk van kerkorganisaties vormt de kern van het systeem. Boven dit niveau vinden we de hogere echelons die zich toeleggen op geavanceerde auditing en op gevorderde opleidingen voor auditors. Deze hogere organisaties geven richtlijnen aan de lagere organisaties. Overeenkomstig deze structuur, beschikt de kerk over leken die een geestelijk ambt vervullen. Deze vrijwilligers zijn opgeleid om maatschappelijk en sociaal werk te verrichten. Ook hier zien we een hiërarchische structuur, waarin voor elk hoger niveau cursussen moeten worden gevolgd. Op de lagere niveaus brengen deze vrijwilligers onder andere bezoeken aan gevangenissen en ziekenhuizen, terwijl de hoger gekwalificeerden nieuwe basisgroepen van scientologen proberen op te richten, als er voldoende belangstellenden zijn. De formele kerkstructuur lijkt enigszins op die van christelijke gezindten, hoe verschillend de leerstellingen en de gebruiken ook zijn. Het vrijwilligersambt vertoont enige parallellen met het lekenpastoraat van de Anglicaanse en andere kerken.
VII.XII. Het Credo van Scientology
In een boekwerk, Ceremonies of the Founding Church of Scientology uit 1966, wordt het volgende beschreven: “In een Scientology kerkdienst gebruiken we geen gebeden, vroom gedrag of dreigingen met verdoemenis. We maken gebruik van de feiten, waarheden en opvattingen die ontdekt zijn in de wetenschap van Scientology.
VII.XIII. Ceremoniën van Scientology
Hoewel de door de Kerk voorgeschreven huwelijks- en begrafenisrituelen enigszins onconventioneel zijn, wijken ze niet in extreme mate af van het algemene gebruik in de westerse samenleving. Het doopritueel, ofwel de “naamgevingceremonie”, staat heel duidelijk in het teken van de principes van het Scientologische systeem van geloofsovertuigingen. Het heeft tot doel de thetan te helpen, die onlangs is gekomen om dit bepaalde lichaam te verwerven. Er wordt vanuit gegaan dat de thetan zich op het moment dat hij een nieuw lichaam verwerft, niet bewust is van zijn identiteit. Deze naamgevingceremonie is een manier om de thetan te helpen de identiteit van zijn nieuwe lichaam aan te leren, evenals die van de ouders van dat lichaam en van de peetouders die het nieuwe wezen zullen helpen. Daarom heeft deze ceremonie een oriënterend karakter, geheel overeenkomstig de metafysica van Scientology.