XVIII. Hindoeïsme: De Sankhya School

Het hindoeïsme is een religie met een grote interne diversiteit. Van zes oude en afwijkende filosofische scholen is bevestigd dat ze orthodox zijn. Eén ervan, sankhya, is noch theïstisch noch pantheïstisch. Evenals het jaïnisme, onderwijst sankhya dat oermaterie en de individuele ziel beide niet geschapen en onvernietigbaar zijn. De ziel kan bevrijd worden door de waarheid te weten over het universum en de beheersing van de begeerten. In sommige teksten ontkent Sankhya het bestaan van een persoonlijke oppergod en in alle gevallen wordt elk concept van goddelijkheid gezien als overbodig en potentieel tegenstrijdig, aangezien de werking van karma de zaken van de mens regelt tot een punt waar hij zelf kan bepalen dat hij bevrijding moet zoeken. De vier doelen van sankhya zijn gelijk aan die van het boeddhisme: het lijden kennen, waar de mens zich van moet bevrijden; het ophouden van lijden tot stand brengen; de oorzaak van lijden waarnemen (er niet in slagen om onderscheid te maken tussen de ziel en materie); en de manier leren om bevrijding te realiseren, namelijk, kennis onderscheiden. Net als andere scholen onderwijst sankhya het principe van karma: wedergeboorte is een gevolg van iemands handelingen en verlossing is ontsnapping uit de cyclus van wedergeboorten.

Net als andere scholen onderwijst sankhya het principe van karma: wedergeboorte is een gevolg van iemands handelingen en verlossing is ontsnapping uit de cyclus van wedergeboorten.

Sankhya omarmt een vorm van dualisme. Dit is niet het christelijke dualisme van goed en kwaad, maar een radicaal onderscheid tussen ziel en materie. Beide zijn niet gemaakte, oneindig bestaande dingen. De wereld is een gevolg van de evolutie van materie. De ziel is echter onveranderlijk. De ziel lijdt omdat ze gevangen zit in materie; die gevangenschap is echter een illusie. Wanneer de ziel zich eenmaal bewust wordt dat ze geen deel uitmaakt van de materiële wereld, dan bestaat de wereld niet langer voor die bepaalde ziel en is ze vrij. Volgens de sankhya theorie is materie onderhevig aan evolutie, oplossing en rust. Bij het evolueren brengt materie intelligentie, individualiteit, de zintuigen, morele eigenschappen, de wil en een principe, dat de dood overleeft en een verhuizing ondergaat, voort. Door met de ziel verbonden te zijn, wordt het fysieke organisme een levend wezen. Alleen in deze verbinding wordt bewustzijn gerealiseerd: noch materie noch de ziel op zich is bewust. Hoewel de ziel een vitaliserend element is, is ze op zich niet het leven, dat in de dood eindigt, noch is ze leven dat van het ene bestaan in het andere overgaat. Hoewel ze zelf niet handelt of lijdt, reflecteert de ziel het lijden dat plaatsvindt, ongeveer zoals een spiegel reflecteert. Ze is niet het intellect maar een oneindige en passieloze entiteit. Er zijn ontelbare zielen en ze zijn allemaal verschillend van elkaar. Het doel van de ziel is zich te bevrijden van waanbeelden en zo van gevangenschap. Eenmaal bevrijd is de staat van de ziel gelijk aan nirwana in het boeddhisme. Een dergelijke bevrijden kan vóór de dood plaatsvinden en de taak van degene die bevrijd is, is het onderwijzen van anderen. Na de dood is er een mogelijkheid tot totale bevrijding zonder dreiging van wedergeboorte.

Sankhya heeft geen bezwaar tegen geloof in populaire godheden, maar deze maken geen deel uit van haar functie-opdracht. Het is kennis van het universum die verlossing brengt. In deze zin staan controle van de begeerten en niet-moreel gedrag centraal. Goede werken kunnen slechts een lagere vorm van geluk teweegbrengen. Opoffering is evenmin effectief. De ondergeschiktheid van morele waarden ten opzichte van kennis en de afbreuk van goede werken vormen duidelijke verschillen van de eisen van het christendom en vertegenwoordigen een verschillende vorm van religiositeit. Noch ethiek noch rituelen zijn van belang in de gang van zaken bij sankhya. Op dit punt bestaat er duidelijk een scherp contrast met het christendom, waarin ethiek en rituelen, hoewel bij verschillende geloofsovertuigingen in verschillende mate, belangrijke onderdelen van het algehele systeem van geloof en verering zijn.

XIX. Diversiteit onder Religies: Polytheïsme
DOWNLOAD HET WITBOEK