XXXI. De Morele Erfenis van het Christendom

De rol van het onderwijzen van morele regels in het traditionele christendom staat in scherp contrast met wat in andere belangrijke religies wordt gevonden. Onder zijn verschillende niveaus van morele geboden is een uitgebreide code van verboden en overtredingen die als zonde worden beschouwd. De basisgeboden van het vroege jodendom met betrekking tot grotere overtredingen van het soort dat voorkwam in verscheidene religieuze tradities, werden in het christendom verhoogd met zware voorschriften met een gedetailleerder karakter, vooral met betrekking tot seksualiteit, en dat zowel door Jezus als door Paulus. Er waren ook adviezen voor perfectie van een misschien wel niet te realiseren soort: (“Wees daarom perfect”; en die, meer specifiek, eisen dat men zijn vijanden liefheeft; anderen “zevenenzeventig” keer vergeeft; dat men “de andere wang toekeert”, “niet over morgen nadenkt”, enz.). Het begrip zonde stond centraal in de christelijke morele code. Er werd vanuit gegaan dat de mens van nature zondig was en dat de meeste van zijn natuurlijke verlangens, zijn zoektocht naar beloning, voldoening, plezier en zelfs naar de verlenging van zijn eigen leven in deze wereld, al snel als zondig of als tot zonde leidend werden gezien. Van zijn aangeboren zondigheid kon alleen de voorbeeldige deugd en het bovenmenselijke offer van Christus hem verlossen. Daarom had hij een schuld bij Christus die hij nooit helemaal zou kunnen terugbetalen, wat hij ook deed. Als zondaar zou hij een doorlopende last van schuld met zich meedragen, zelfs als hij berouw toonde en door Christus verlost werd. Schuld was inderdaad het mechanisme dat de hele morele economie ondersteunde. De instelling van de mondelinge biecht, de ontwikkeling van een uitgebreide procedure voor boetedoening en later de middeleeuwse uitbreiding van het begrip Reiniging, zijn blijken van hoe zwaar de kerk zonde opnam en hoe ver ze ging om schuldgevoelens in te prenten. In de Middeleeuwen gaven de krampachtige uitbarstingen van zelfgeseling aan hoe dat schuldgevoel doorgedrongen was in het bewustzijn van de meer godsvruchtige onder de leken. Zelfs tegenwoordig is zelfgeseling verre van onbekend in bepaalde organisaties binnen de rooms katholieke kerk. Door zich sterk tegen zonde uit te spreken, erkende de katholieke kerk niettemin ook de aangeboren zwakte van de mensheid en kwam daaraan tegemoet door de instelling van de biecht, die werkte als een middel om de schuld enigszins te verlichten. Het protestantisme daarentegen, verwierp een mechanisme voor de verlichting van schuldgevoelens, vooral in zijn calvinistische vorm, een beklemmender systeem waarin degenen die door God uitverkozen wilden worden, helemaal niet mochten zondigen. Om de persoonlijke angst van zondaars te intensiveren, wordt het calvinisme toegeschreven dat het een theologiesysteem en een doctrine van verlossing heeft ontwikkeld die tot een intensere internalisering van morele controle en meer geweten heeft geleid.

Pas in de 19e eeuw begon de christelijke bemoeienis met zonde aanzienlijk af te nemen. In de loop van die eeuw nam de christelijke bemoeienis met de hel en verdoemenis gestaag af, maar tegen die tijd hadden seculiere moraliteit en de roep om burgerlijk fatsoen een onafhankelijke invloed op het openbare leven verkregen. In de 20e eeuw was de zwaarte van de morele eisen van de voorgaande periode flink verminderd, totdat in de jaren 60 van die eeuw de formele morele beperkingen, vooral op het gebied van seksueel gedrag, ruimte maakten voor morele toegeeflijkheid. Dat proces werd misschien mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van geboortebeperkende technieken en door de verschuiving op veel andere gebieden van het leven van afhankelijkheid van morele beperkingen naar zich verlaten op technologische controles. Het is dus duidelijk dat het gepostuleerde model van de relatie tussen religie en moraliteit verre van constant is geweest, zelfs in het geval van het christendom. Noch komt dit meten van diversiteit slechts op bij veranderingen die in de loop der tijd plaatsvinden. Hiervan zijn ook voorbeelden onder eigentijdse geloofsovertuigingen. De morele houdingen die onder de hedendaagse evangelisten aangetroffen worden, blijven een sterke bemoeienis met persoonlijk zondigen in vele gebieden van gedrag laten zien, maar het hele idee van zonde wordt langzamerhand als ouderwets gezien door veel liberale geestelijken, van wie er veel de tekortkomingen van het sociale systeem beschuldigen van verantwoordelijkheid voor het dolende gedrag van individuen. Sommige van deze liberale geestelijken verwerpen de beweringen van een absolute morele code helemaal; zij geven er de voorkeur aan zich te verbinden aan de morele normen van de situatie, waarvan de gevolgen vaak radicaal in tegenspraak zijn met de ontvangen traditionele christelijke morele richtlijnen. Een andere, nogal verschillende oriëntatie kan gevonden worden in christian science, waarin zonde louter gezien wordt als een fout die voortkomt uit een verkeerde interpretatie van de realiteit, en die, samen met ziekte, verwijderd kan worden, zo geloven christian scientists, door een verandering van materiële naar spirituele manieren van denken. Gezien deze diversiteit van begrippen van zonde binnen het hedendaagse christendom en de vele verschillende morele meningen die daar aangetroffen worden, is het duidelijk onjuist te verwachten in nieuwe religies morele geboden gereflecteerd te zien die mogelijk gelijk zijn aan die van christelijke kerken. Nieuwe religies zijn opgekomen in een heel ander tijdperk dan het tijdperk waarin christelijke gezindten opkwamen en gevormd werden. De samenleving op zich is totaal anders en haar sociale, economische en bovenal technologische omgeving is onderhevig aan grondige en steeds snellere verandering. Wat mensen weten, wat ze willen, en het gebied van hun persoonlijke verantwoordelijkheden zijn van een fundamenteel ander soort en op een andere schaal dan de norm van voorbije eeuwen. Om de volgelingen aan te kunnen trekken die ze aantrekken, moeten nieuwe religies zich onvermijdelijk niet langer aan de traditionele stereotypes confirmeren. Dat maakt ze niet minder religieus.

XXXII. Hoe moet een Religie eruitzien?
DOWNLOAD HET WITBOEK